Brandstof
Verwijder de tankdop en controleer of het brandstofniveau gelijk staat met het
merkteken.
Als het brandstofniveau laag is, vul de brandstoftank dan tot het merkteken met
de aanbevolen brandstof.
Gebruik loodvrije autobenzine met een octaangehalte van 91 RON of hoger
(PON 86 of hoger).
Brandstofspecificaties
emissiereguleringssysteem te handhaven: E10-brandstof waarnaar in de EU-
regelgeving wordt verwezen.
Gebruik nooit benzine die oud, vervuild of met olie vermengd is. Voorkom dat
er vuil of water in de brandstoftank komt.
Draai de tankdop na het vullen goed dicht.
WAARSCHUWING
• Benzine is uiterst brandbaar en kan onder bepaalde omstandigheden
exploderen.
• Vul brandstof bij in een goed geventileerde omgeving terwijl de motor
is uitgeschakeld. Rook niet en voorkom open vuur en vonken tijdens het
tanken en in ruimten waar brandstof is opgeslagen.
• Vul de brandstoftank niet te veel. Controleer na het bijvullen of de
tankdop goed is vastgedraaid.
• Mors geen brandstof. Gemorste brandstof of brandstofdamp kan vuur
vatten. Verwijder gemorste brandstof alvorens de motor te starten.
• Voorkom herhaaldelijk of langdurig contact van brandstof met de huid
en het inademen van benzinedampen. BUITEN HET BEREIK VAN
KINDEREN HOUDEN.
BRANDSTOFMETER
16
die
nodig
BRANDSTOFTANKDOP
PEILMARKERING
LEEG
VOL
zijn
om
de
prestaties
van
het