(4) Monsterinformatie registreren
OPMERKING
Wanneer de analysator is aangesloten op het DMS, kan monsterinformatie auto-
matisch worden verkregen uit de werklijst.
BELANGRIJK:
Het monstertype van het monster, het objectglaasje en de instelling van het monstertype van de
FDC NX600 moeten hetzelfde zijn. Anders zal een onjuist meetresultaat worden verkregen.
BELANGRIJK:
Zorg ervoor dat u het juiste monsternummer en monster-id invoert.
BELANGRIJK:
Wanneer een vloeistof met een lage concentratie proteïnen (zoals urine) wordt gemeten, kunnen
er tijdens de meting enkele luchtbelletjes in de tip verschijnen. Als zich tijdens de meting luchtbel-
letjes hebben gevormd, voer dan de meting opnieuw uit vanaf het begin.
897N203029B Instructiehandleiding FDC NX600 2022.04
1
2
3
4
5
6
7
Raadpleeg Sectie 4.6
Voer de monsterinformatie in of selecteer deze
(monsternummer, monster-id, referentienorm en
monstertype).
1 Voer het monsternummer in met behulp van het
softwaretoetsenbord (Sectie 2.3).
2 Ontvang aanvraaggegevens van de host-pc via
een DMS-verbinding.
3 Wis de ingevoerde informatie.
4 Voer het monster-id in met behulp van het soft-
waretoetsenbord (Sectie 2.3).
5 Selecteer een referentienorm uit de lijst.
6 Selecteer een monstertype uit de lijst.
7 Selecteer een verdunningsfactor uit de lijst.
Raadpleeg Sectie 3.6 en Sectie 9.3.14
3 Meting
Raadpleeg Sectie 4.6
3-10
3