8.12 Modus 10 - Instellingen coëfficiënten van correlatie (a, b) <beheerder>
Deze modus wordt gebruikt om de correlatiecoëfficiënten in te voeren of terug te zetten.
Raadpleeg voor meer details de Beschrijving van de correlatiefunctie aan het einde van dit gedeelte.
BELANGRIJK:
De invoer van onjuiste (a, b) heeft onjuiste testresultaten tot gevolg. Zorg dat de invoerwaarden voor (a, b)
juist zijn.
MODE
Toon wanneer alle tests zijn teruggezet
M10 Correlation data
Reset
[ENTER]Input
Toon met enkele lopende tests
M10 Correlation data
a=1.200 b=0.300
[ENTER]Input
M10 Correlation data
Input
Print
Selecteer [Print]
met de
START
Printing...
* Afgedrukt door de externe printer
897N120152G Instructiehandleiding FDC NX10N 02.2022
START
START
MODE
RERUN
8 Modusinstellingen en -functies
(1) Open Modus 10.
OPMERKING: Nadat er een piepje klinkt en het bericht
ongeveer twee seconden wordt getoond,
sluit de analysator de modusfunctie af:
Wanneer de QC-kaartgegevens niet bestaan.
*********************
No QC info
(2) Druk de op dat moment ingevoerde waarden af.
OPMERKING: Wanneer de externe printer is verbonden,
kunnen de gegevens worden afgedrukt.
(a) Druk op de toets ENTER.
(b) Selecteer [Print] en druk op de toets ENTER.
OPMERKING: Om het afdrukken te annuleren drukt u
op de C-toets (wissen).
8
8-19