8. Modusinstellingen en -functies
8.1 Modusfunctielijst en modusselectie
Modusfuncties worden gebruikt om functies te wijzigen, parameters in te voeren, etc.
OPMERKING: Wanneer de externe printer is verbonden, kan de nieuwe selectie van modusbediening worden afge-
drukt.
8.1.1 Moduslijst
Er zijn 2 soorten modi: de ene is de beheerdersmodus, die alleen kan worden gebruikt door beheerders; de
andere is de normale modus, die kan worden gebruikt door normale gebruikers.
De belangrijke modi, die invloed hebben op testresultaten zoals instellingen voor correlatiecoëfficiënten, kun-
nen enkel in de beheerdersmodus worden gebruikt. De beheerdersmodi mogen enkel door beheerders wor-
den gebruikt die verantwoordelijk zijn voor het gebruik van de analysator.
Door een wachtwoord in te voeren in Modus 0 kunnen de beheerders de beheerdersmodi gebruiken.
Modusnummer
0
Wijzigt het modustype
1
Schakelt de controlemodus in (a, b geannuleerd)
2
Stelt de datum en tijd in
3
Stelt de indeling van de datumweergave in
4
Controleert de testgegevens
5
Drukt alles af
6
Toont/print foutlogboeken
7
Toont de temperatuur
8
Eenheidconversie [schakelaar eenheid (A) / eenheid (B)]
9
Schakelt de weergavemethode voor waarden buiten het bepalingsbe-
reik
10
Instellingen coëfficiënten van correlatie (a, b)
11
Instellingen coëfficiënten van partijcompensatie (c, d, e)
12
Instellingen referentie-interval
13
Selecteert de taal
14
Instellingen piepgeluid
15
Contrastaanpassingen lcd
16
Wijzigt het monster-id
31
Instelling voor beheerderswachtwoord
897N120152G Instructiehandleiding FDC NX10N 02.2022
8 Modusinstellingen en -functies
Modusomschrijving
Te raadplegen
Gebruiker
sectie
8.2
8.3
8.4
8.5
Normaal
8.6
8.7
8,8
8.9
8.10
8.11
8.12
8.13
8,14
Beheerder
8.15
8.16
8.17
8.18
8.19
8-1
8