3. Bedieningsprincipes
Dit gedeelte biedt een overzicht van de functies en processen van de analysator om testresultaten te verkrij-
gen. Raadpleeg sectie 4 voor gedetailleerde bedieningsprocedures.
3.1 Objectglaasje laden
De analysator kan de verschillen tussen de productiepartijen van de objectglaasjes compenseren door de
QC-kaart in de doos met objectglaasjes te lezen.
Pak de objectglaasjes uit en plaats ze in het laadgedeelte voor objectglaasjes nadat ze op kamertemperatuur
zijn gekomen.
3.2 Het monster instellen en metingen starten
Bevestig een tip van FUJI CLEAN TIPS aan het 10 μL pipet en neem een monster op. Maak een druppel
boven een objectglaasje en plaats de druppel op het objectglaasje. Druk na het plaatsen direct (binnen drie
seconden) op de START-toets om de test te beginnen.
3.3 Meting
Lees de reflectiedichtheid van de witte referentieplaat, de zwarte referentieplaat en een objectglaasje in het
fotometriegedeelte in. De concentratie van de stof wordt berekend met deze waarden, de kalibratiecurvecoëf-
ficiënten en de coëfficiënten van partijcompensatie. Dit wordt als testresultaat getoond.
3.4 Verwijdering van verbruiksartikelen
Gebruikte objectglaasjes worden automatisch afgevoerd in een afvoerbak.
897N120152G Instructiehandleiding FDC NX10N 02.2022
3 Bedieningsprincipes
3
3-1