NODIGE RIJVAARDIGHEID EN PRAKTIJKOEFENINGEN
1. Start
T T i i p p s s v v o o o o r r e e x x t t r r a a o o e e f f e e n n i i n n g g e e n n
– Naarmate dit vlotter gaat, kunt u
de snelheid geleidelijk opvoeren
tot 16 - 19 km/u (10 - 12 mijl/u) in
de slalombeweging, maar vertraag
aan het einde voor de bochten van
180°.
7 7 ) ) Z Z w w e e n n k k e e n n
D D o o e e l l
– Vertrouwd raken met de besturing
van het voertuig bij snelle
manoeuvres.
– Probeer verschillende varianten
van remmen en uitwijken.
A A a a n n w w i i j j z z i i n n g g e e n n
Hiervoor moet u het terrein aanpas-
sen. Stel de bakens op zoals in het
onderstaande schema. Gebruik voor
deze oefening als bakens geen vaste
of harde, zware voorwerpen.
74
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
– Rijd aan 8 km/u (5 mijl/u) tussen
de dubbele kegels door /) en houd
deze snelheid het hele traject aan.
– Stuur rond de lijn van de kegels.
– Rij eruit door de tweede set dub-
bele kegels.
– Herhaal de oefening meermaals
door uit te zwenken in de twee
richtingen.
1. 6 m (20 ft)
2. 3 m (10 ft)
3. 2,5 m (8 ft)
T T i i p p s s v v o o o o r r e e x x t t r r a a o o e e f f e e n n i i n n g g e e n n
– U kunt uw aanloopsnelheid gelei-
delijk opvoeren (tot niet meer dan
13 tot 19 km/u (8 tot 12 mijl/u) en
een paar varianten uitproberen.
Nader bijvoorbeeld sneller en ver-
traag voordat u de oefening inrijdt,
rem tijdens het uitwijkmanoeuvre,
enz.
– Een helper kan aan de oefening
een verrassingselement toevoe-
gen door te bepalen in welke rich-
ting u moet uitwijken of wanneer u
moet stoppen. Laat uw helper op
een veilige afstand staan (bv.
voorbij het einde van het oefenter-
rein). Als u bij de eerste reeks ba-
kens komt, kan de helper met
handsignalen de richting aange-
ven waarin u moet zwenken of
waar u moet stoppen.