Opnemen met de flitser
De aanvankelijke instelling is auto (geen indicatie). In deze modus gaat de flitser
automatisch af wanneer de omgeving te donker is geworden. Om van flitsmodus te
veranderen, dient u herhaald op
op het LCD-scherm verschijnt.
(flitser)
Bij elke druk op de
(Geen indicatie) t
Automatische vermindering van het rode-ogeneffect:
Altijd flitsen:
Niet flitsen:
Bij de menu-instellingen (blz. 38) kunt u de intensiteit van de flitser regelen (FLASH
LEVEL).
Opmerkingen
• De aanbevolen afstand voor opname met gebruik van de ingebouwde flitser is 0,5 m tot 2,3 m
wanneer de zoom naar de W-kant is gezet, en 0,5 m tot 1,2 m wanneer de zoom naar de T-kant
is gezet.
• Afhankelijk van individuele verschillen, de afstand tot het onderwerp, het niet opmerken van de
voorflitser door de gefotografeerde persoon of andere omstandigheden, zal de functie voor
automatische vermindering van het rode-ogeneffect niet altijd het gewenste resultaat opleveren.
• Wanneer u op een helder verlichte plaats voor "Altijd flitsen" kiest, is het effect van de flitser
vaak niet of nauwelijks merkbaar.
• Wanneer u beelden opneemt op een donkere plaats terwijl de camera op
vermindert de sluitersnelheid en is het dus raadzaam om een statief te gebruiken teneinde trillen
te voorkomen.
(flitser) te drukken zodat de flitsmodus-indicatie
(flitser) verandert de indicatie als volgt:
t
t
t (Geen indicatie)
De flitser gaat af voordat de opname begint, dit om het rode-
ogeneffect te verminderen.
De flitser gaat altijd af, ongeacht de helderheid van de
omgeving.
De flitser gaat niet af.
(niet flitsen) staat,
21
-NL