Programmeren van een DI met 8-32 ingangen (ATS 1201, ATS121x, ATS122x, ATS1250)
Voor elke DI die voor pollen is geprogrammeerd, verwacht het ATS-controlepaneel 16 of 32 ingangen te
zien, afhankelijk van de stand van dipswitch 5.
Als een DI slechts 8 of 24 aangesloten ingangen heeft, moeten de ongebruikte ingangsnummers in de
Ingangen-database worden geprogrammeerd als type 0 (ingang uitgeschakeld). Hetzelfde geldt voor het
controlepaneel als slechts 8 ingangen zijn aangesloten.
Bijvoorbeeld:
DI 1 heeft 24 ingangen (2 ingangsuitbreidingen en dipswitch 5 ingeschakeld). Daarom
moeten ingangen 41 tot en met 48 geprogrammeerd worden als Type 0.
Uitgangen
Uitgangcontrollers worden gebruikt om het aantal uitgangnummers op een DI of een controlepaneel uit te
breiden. Elke uitgangcontroller (ATS1811) breidt het aantal uitgangen uit met 8.
Op een DI kunnen twee uitgangcontrollers aangesloten worden, waarmee het aantal uitgangen per DI tot
maximaal 16 kan worden verhoogd.
Een ATS controlepaneel kan maximaal 32 uitgangcontrollers hebben, zodat er maximaal 255 uitgangen zijn.
Als er meer dan 16 uitgangen zijn aangesloten op het ATS controlepaneel, worden de uitgangen vanaf nummer 17 op
de DI gedupliceerd. In dit geval zijn er twee alternatieven:
•
gebruik geen uitgangen op de DI, of
•
beide uitgangen worden samen geactiveerd.
Bijvoorbeeld:
Het ATS-controlepaneel beschikt over 24 uitgangen en DI 1 heeft 8 uitgangen. Wanneer
uitgang 17 actief is, worden de eerste uitgang op de derde ATS1811-uitgangcontroller
(aangesloten op het ATS-paneel) en de eerste uitgang op DI 1, beide geactiveerd.
Uitgang- en ingangsnummers zijn altijd gelijk aan de eerste 16 ingangsnummers op de DI waarop zij zijn
aangesloten. Als een DI niet bestaat omdat het voorgaande DI een verhoogd aantal ingangsnummers heeft,
kunnen de uitgangnummers van dat DI-adres niet worden gebruikt.
De uitgangnummers kunnen worden gebruikt als er uitgangcontrollers zijn aangesloten op het ATS-paneel
dat overeenkomt met die uitgangnummers.
Bijvoorbeeld:
DI 1 heeft 32 ingangen.
DI 1 uitgangen (max. 16):
(DI 2 uitgangen 33-48 worden niet gebruikt)
DI 3 heeft 32 ingangen:
DI 3 uitgangen:
(DI 4 uitgangen 65-80 worden niet gebruikt)
Uitgangen op een DI bestaan alleen indien de DI bestaat.
Sirene-uitgangen
De interne en de externe sirene-uitgangen op het ATS-controlepaneel worden altijd behandeld als uitgang 16.
Als een DI een sirene-uitgang heeft, is het de laatste van de 16 uitgangnummers die met het DI-adres
geassocieerd zijn. Bijvoorbeeld, op DI 3 is uitgang 64 de sirene-uitgang (zie Tabel 4).
17-48
17-32
49-80
49-64
19