16
ATS controlepaneel
Installatiehandleiding
Voorbeeld aansluitschema voor nevenindicator (gebruik makende van
ATS1810 en AI672)
Aansluiting systeemdatabus
De systeemdatabus wordt gebruikt voor het aansluiten van data-interfaces (om extra ingangen beschikbaar te
maken) en van gebruikersinterfaces op het ATS-controlepaneel. Remote units kunnen maximaal 1,5 km
verwijderd zijn van ATS-controlepanelen.
Gebruikersinterfaces en data-interfaces moeten via de systeemdatabusconnectie aangesloten zijn met
afgeschermde tweevoudige twisted pair kabels (Aanbevolen wordt WCAT 52).
De afscherming van de datakabel moet aan aarde verbonden worden op het ATS-controlepaneel en mag aan
het andere uiteinde niet zijn aangesloten.
Indien de afstand tussen de gebruikersinterface en de dichtstbijzijnde interface meer dan 100 meter is, wordt
aanbevolen een afzonderlijke voeding te gebruiken voor de gebruikersinterface.
Bij het aansluiten van de voedingsspanning op de gebruikersinterface mag niet de '+' vanaf de
systeemdatabus worden aangesloten. Sluit de '+' van de lokale voeding aan op de '+' van de
gebruikersinterface en sluit de 0 Volt van de voeding en de 0 Volt van de systeemdatabus aan op de '-' klem
van de gebruikersinterface.
Zie Bekabeling op pagina 14 en 15.
Netspanningaansluiting
Zorg er voor dat tijdens het aansluiten van de netspanning, de netspanning is afgeschakeld (zie pagina 5).
Gebruik voor de invoer van de netspanningkabel PG16 wartels voor correcte installatie. In alle gevallen
dienen de locale voorschriften opgevolgd te worden.
Aarding
OPGELET:
Volg de juiste aardingsprocedure.
1
ATS-controlepaneel.
2
Verbindingskabel
uitgangenuitbreiding.
3
Uitgang 4 - NO.
4
Uitgang 4 - COM.
5
Uitgang 4 - NC - niet gebruikt.
6
Hulpvoeding.
7
"-" hulpvoeding paneel naar
"NO" uitgang 4 ATS1810.
8
"+" hulpvoeding paneel naar
"+" AI672.
9
"-" AI672 naar "COM"
uitgang 4 ATS1810.