Bekabeling (ATS4000 varianten)
Systeemdatabus: aansluitschema van de aanbevolen configuratie
Er zit een TERM-aansluiting op het eerste en laatste interface op de systeemdatabus. Bij een 'ster'-
configuratie max. 9 meter van de bekabeling is de TERM-aansluiting alleen aangebracht op de interfaces aan
de uiteinden van de twee systeemdatabuskabels.
1
TERM-aansluiting aangebracht
(eerste interface op lokale databus).
2
Controlepaneel ATS4000 varianten.
3
ATS LCD-GI (TERM-schakelaar niet
op ON).
4
Afzonderlijke 12V voeding. Vereist
indien GI meer dan 100 m verwijderd
is van het dichtstbijzijnde paneel of
DI. Sluit "-" aan op "-" van de databus.
5
Aanbevolen datakabeltype: WCAT 52
(tweevoudig twisted pair).
6
TERM-aansluiting aangebracht
(laatste interface op lokale databus).
7
Aardaansluiting t.b.v. afscherming*.
8
Een willekeurige DI, gelijkwaardig aan
ATS1201, ATS1210, ATS1220,
ATS1250.
* Verbind de kabelafscherming alleen
aan één interface (aarding).
Zie voor meer informatie: Aansluiting
systeemdatabus
en
pagina 16.
LED's
L1:
Knippert langzaam wanneer het
paneel (de microprocessor) in
bedrijf is.
COMMS
Rx:
Gele LED knippert wanneer GI's en
DI's het pollen beantwoorden.
Tx:
Rode LED knippert wanneer het
paneel remote apparaten aan het
pollen is. Deze moet altijd in
bedrijf zijn.
MODEM
Rx1:
Gele LED knippert wanneer data
ontvangen worden van een apparaat
dat is aangesloten op de telefoonlijn
(J15/J16/J19) (particuliere
alarmcentrale of modem van
alarmkiezer) of de seriële poort
(RS232 PC J18).
Tx1:
Rode LED knippert wanneer data
verzonden wordt van het paneel naar
een apparaat dat is aangesloten op
de telefoonlijn (J15/J16) of de seriële
poort (J18).
Aarding
op
15