Algemeen overzicht
van de machine
1. Stuurwiel
2. Rempedalen
Bedieningsorganen
Tractiepedaal
Het tractiepedaal (Figuur 22) regelt de beweging vooruit
en achteruit. Om vooruit te rijden, moet u de bovenkant
van het pedaal intrappen en om achteruit te rijden de
onderkant van het pedaal. De rijsnelheid hangt af van
hoever het pedaal wordt ingetrapt. Voor de maximale
rijsnelheid zonder belasting trapt u het pedaal volledig in
terwijl de gashendel op SNEL staat.
Om te stoppen, laat u het tractiepedaal opkomen en
weer terugkeren in de middelste stand.
Figuur 21
3. Maaidek
4. Tractiepedaal
5. Koker voor de
Gebruikershandleiding
6. Motorkap
1. Tractiepedaal
2. Snelheidsbegrenzer
Vooruit
3. Rode diagnoselampje
4. Snelheidsmeter
5. Rempedalen
23
7. Rolbeugel
Figuur 22
6. Vergrendeling parkeerrem
7. Borgpen
8. Snelheidsbegrenzer
Achteruit
9. Contactschakelaar