Storingen van motoren die voor de beveiliging
tegen overtemperatuur zijn uitgerust met een
temperatuurafhankelijke weerstand (PTC), kun-
nen door middel van optionele relais worden gere-
gistreerd.
Beveiliging tegen overstroom
Motoren aan schakeltoestellen tot en met 4,0 kW
worden beveiligd via motorbeveiligingsschake-
laars met thermische en elektromagnetische uit-
schakelaar. De uitschakelstroom moet direct
worden ingesteld.
Motoren aan schakeltoestellen vanaf 5,5 kW wor-
den beveiligd via thermische overbelastingsrelais.
Deze zijn rechtstreeks op de motormagneetscha-
kelaars geïnstalleerd. De uitschakelstroom moet
worden ingesteld en bedraagt bij de gebruikte
Y-∆-start van de pompen 0,58 * I
Alle motorbeveiligingsinrichtingen beschermen
de motor bij bedrijf met de frequentieomvormer
of bij netbedrijf. Bij het schakeltoestel gemelde
pompstoringen leiden tot uitschakelen van de
desbetreffende pomp en tot activeren van de
SSM. Na het oplossen van de storingsoorzaak
moet de fout worden gereset.
1 - Weergave van de actuele gebruikersstatus;
oproepen van de login-pagina
2 - Navigatiebalk: weergave van het actueel
getoonde beeldscherm, directe navigatie is
mogelijk door indrukken
3 - Snelkoppelingen/hoofdmenu:
a - Home (terug naar het hoofdscherm)
b - Besturing (bijv. gewenste waarde)
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-Control CC-Booster
6.2.3 Bediening van het schakeltoestel
.
nom
De motorbeveiliging is ook actief in noodbedrijf en
leidt tot uitschakeling van de desbetreffende pomp.
In de uitvoering CCe beschermen de motoren van
de pompen zichzelf via in de frequentieomvor-
mers geïntegreerde mechanismen. De foutmel-
dingen van de frequentieomvormers worden in
het schakeltoestel behandeld zoals hierboven is
beschreven.
Bedieningselementen
• Hoofdschakelaar Aan/Uit (afsluitbaar in stand
"Uit")
• Het touchdisplay (met grafische weergave) geeft
de bedrijfstoestanden van de pompen, de regelaar
en de frequentieomvormer aan. Bovendien kun-
nen alle parameters van de schakelkast op het dis-
play worden ingesteld.
De bedieningselementen worden contextafhan-
kelijk op het touchdisplay weergegeven en kun-
nen rechtstreeks worden geselecteerd.
Invoervelden voor parameters hebben onderaan
een lijn.
De volgende afbeelding laat de basisopbouw van
het bedieningsinterface zien:
c - Interactie (bijv. HMI, BMS)
d - Installatie (bijv. pompgegevens, sensoren)
e - Actuele alarmen
f - Help (bijv. online handboek)
4 - Door op een pijl te drukken, komt u in het vol-
gende bedieningsniveau
Meer details over de bediening vindt u in het
online handboek op het bedieningsapparaat
Nederlands
9