6.2 Werking en bediening
GEVAAR! Levensgevaar!
Bij werkzaamheden aan een geopende schakel-
kast bestaat er gevaar voor elektrische schok
door de aanraking van onder spanning staande
onderdelen.
De werkzaamheden mogen enkel worden uitge-
voerd door gekwalificeerd personeel!
LET OP:
Na aansluiting van het schakeltoestel op de voe-
dingsspanning en na iedere netuitval keert het
schakeltoestel terug naar de bedrijfssituatie die
voor de spanningsuitval was ingesteld.
6.2.1 Bedrijfssituaties van de schakeltoestellen
Normaal bedrijf van schakeltoestellen met
frequentieomvormer – uitvoering CC-FC
(zie Fig. 2)
Een elektronische signaalgever (meetbereik kan in
menu 4.3.2.3 worden ingesteld) levert de werke-
lijke regelwaarde als 4...20 mA stroomsignaal. De
regelaar houdt vervolgens de systeemdruk door
middel van vergelijking van gewenste en actuele
waarde constant (voor instelling van de gewenste
›
basiswaarde
zie menu 3.1).
Als er geen "Extern Uit"-melding en geen storing
is, start de lastafhankelijk toerengeregelde basis-
lastpomp bij het onderschrijden van de startdrem-
œ
pel
.
Wanneer aan de gevraagde benodigde capaciteit
niet door deze pomp kan worden voldaan, scha-
kelt de schakelkast een pieklastpomp, of bij nog
meer benodigde capaciteit nog meer pieklast-
pompen, bij (startdrempel:
pen draaien met constant toerental, het toerental
van de basislastpomp wordt op de gewenste
waarde geregeld
Als de benodigde capaciteit zo ver daalt dat de
regelende pomp in zijn laagste vermogensbereik
werkt en er geen pieklastpomp meer nodig is om
aan de benodigde capaciteit te voldoen, schakelt
de pieklastpomp uit (uitschakeldrempel:
basislastpomp schakelt via de nullastafschakeling
zelfstandig uit (uitschakeldrempel:
druk weer onder de startdrempel
opnieuw een pomp.
De parameterinstellingen die nodig zijn voor bij-
en uitschakeling van de pieklastpomp (scha-
/
Ÿ
¡
keldrempel
menu 4.3.3.2 worden ingesteld. Hierbij kan geko-
zen worden tussen dezelfde uitschakeldrempel
voor alle pompen en pompspecifieke uitscha-
keldrempels. Het systeem stelt pompspecifieke
uitschakeldrempels voor. Hiervoor moeten Q
en H
in menu 1.2 worden ingevoerd.
0
Ter voorkoming van drukpieken bij het bijschake-
len of drukval bij het uitschakelen van een
pieklastpomp, kan het toerental van de basislast-
pomp tijdens deze schakelprocessen worden ver-
laagd of verhoogd. De instellingen voor de
frequentie van dit zogenoemde peakfilter kunnen
in menu 4.3.5.1 – pagina 2 worden gewijzigd.
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-Control CC-Booster
Ÿ
). De pieklastpom-
¢
.
.
¡
)
De
ž
). Als de
œ
daalt, start er
; vertragingstijden) kunnen in
nom
Normaal bedrijf van schakeltoestellen met fre-
quentieomvormer – uitvoering CC (zie Fig. 3)
Bij schakeltoestellen zonder frequentieomvormer
(= netbedrijf) of met gestoorde frequentieomvor-
mer wordt de regelgrootheid eveneens door ver-
gelijking van de ingestelde en de actuele waarde
gevormd. Omdat de mogelijkheid voor lastafhan-
kelijke aanpassing van het toerental van de basis-
lastpomp echter niet bestaat, werkt het systeem
als tweepuntsregelaar tussen
Het bij- en uitschakelen van de pieklastpomp
vindt plaats zoals hierboven beschreven.
Voor het uitschakelen van de basislastpomp kan in
menu 4.3.3.1 een afzonderlijke schakeldrempel
worden ingesteld.
Normaal bedrijf van schakeltoestellen met
frequentieomvormer in de uitvoering CCe
(zie Fig. 4)
Bij schakeltoestellen in de uitvoering CCe kan
tussen 2 bedrijfssituaties worden gekozen. Hierbij
wordt gebruik gemaakt van de voor het schakel-
toestel CC...FC beschreven instelparameters.
De cascade-modus komt overeen met het nor-
male bedrijf van schakeltoestellen in de uitvoering
CC...FC (zie Fig. 2), waarbij de pieklastpompen met
maximaal toerental worden aangestuurd.
Bij de Vario-modus (zie Fig. 4) start één pomp als
lastafhankelijk toerengeregelde basislastpomp
(Fig. 4a). Wanneer aan de gevraagde benodigde
capaciteit niet door deze pomp kan worden vol-
daan, start er nog een pomp, die de toerentalrege-
ling overneemt. De eerdere basislastpomp draait op
max. toerental verder als pieklastpomp (Fig. 4b).
Dit proces wordt bij toenemende last herhaald tot
het maximum aantal pompen (hier: 3 pompen – zie
Fig. 4c).
Als de benodigde capaciteit daalt, wordt de rege-
lende pomp bij bereiken van het minimumtoeren-
tal uitgeschakeld en neemt een eerdere
pieklastpomp de regeling over.
Het schakeltoestel beschikt over de volgende
extra bedrijfssituaties, waarvan de parametrering
wordt rechtstreeks op het bedieningsapparaat
wordt uitgevoerd:
Nullastafschakeling
Om te voorkomen dat de pomp draait zonder dat
er water wordt afgenomen, voert het schakeltoe-
stel een nullasttest uit, die mogelijk tot uitschake-
ling van de pomp leidt.
Pompwisseling
Om een zo gelijkmatig mogelijke belasting van alle
pompen te bereiken en daardoor de looptijden van
de pompen gelijk te houden, worden naar keuze
verschillende mechanismen voor de pompwisse-
ling gebruikt.
Nederlands
/
/
œ
ž
Ÿ
¡
of
.
ž
7