3. Als het oliepeil dicht bij
het onderste merkteken
[3] staat, vult u de olie bij
tot aan het bovenste
merkteken [2]. Vul niet
teveel olie bij.
4. Breng de dop van de
olietank [1] weer aan en
draai hem goed vast.
Benzine
Deze motor is gecertifieerd voor werking op loodvrije benzine, met
een research-octaangetal van 91 of hoger.
Zorg dat de motor uit staat en dat er voldoende ventilatie is als u
benzine bijvult. Als de motor heeft gelopen, laat u hem eerst afkoelen.
Vul de benzine nooit bij in een ruimte waar benzinedampen kunnen
ontbranden door open vuur of vonken.
U mag normale loodvrije benzine gebruiken met maximaal 10%
ethanol (E10) of 5% methanol van de inhoud. Daarnaast moet
methanol cosolvents en corrosievertragers bevatten. Gebruik van
benzine met hogere percentages ethanol of methanol dan hier
aangegeven, kunnen problemen veroorzaken met starten en/of de
rijprestaties. Tevens kan het de metalen, rubber en plastic onderdelen
van het brandstofsysteem beschadigen. Beschadiging van de motor
en problemen met rijprestaties die het resultaat zijn van gebruik van
benzine met een percentage ethanol of methanol dat groter is dan
hier aangegeven, vallen niet onder de garantie.
Gelieve als uw apparaat gebruikt zal worden op occasionele of
periodieke basis het onderdeel brandstof te raadplegen in het
hoofdstuk BEWARING (bladzijde 17), voor aanvullende informatie
met betrekking tot de kwaliteitsafname van brandstof.
B
WAARSCHUWING
Benzine is licht ontvlambaar en explosief.
Bij het hanteren van brandstof is het risico van
brandwonden of zwaar letsel zeer groot.
• Zet de motor af en houd hem buiten het bereik van hitte,
vonken en open vuur.
• Hanteer brandstof uitsluitend buitenshuis.
• Dweil gemorste benzine onmiddelijk op.
Het is mogelijk dat de motor bij zware belasting licht "klopt" of
"pingelt". Dit is geen reden tot zorg.
OPMERKING
OPMERKING
Benzine tast verf en kunststof aan. Let erop dat u geen benzine morst
als u de tank bijvult. Schade ontstaan door gemorste benzine valt niet
onder de garantie.
Draai de dop van de benzinetank
[1] los en controleer het
benzinepeil. Vul de tank bij als
het benzinepeil laag is. Wees
voorzichtig met bijvullen om
morsen te voorkomen. Vul de
tank niet te veel; het benzinepeil
dient niet tot de hals van de tank
[2] te reiken.
Draai na het vullen de tankdop
stevig vast.
Zet de maaimachine ten minste 3 meter uit de buurt van de
brandstofbron en -locatie voordat u de motor start.
Luchtfilter
Verwijder het deksel [1]. Zorg dat de luchtfilter [2] zuiver en in goede
[1]
staat is. Een vuile luchtfilter beperkt de luchtdoorvoer naar de
carburator, met verminderde motorprestaties als gevolg. Ga naar
bladzijde 14 voor informatie over het onderhoud van de luchtfilter.
[2]
[3]
Stuurboom verstellen
Stel de hoogte van de stuurstang in op een comfortabele stand
(bladzijde 4).
Grasvangzak
Een gazonmaaier werkt als een stofzuiger: hij blaast lucht in de zak,
waardoor de afgemaaide grashalmen daar in worden opgevangen.
Leeg de grasvangzak voordat hij helemaal vol raakt. Het
verzamelvermogen neemt af wanneer de zak voor ongeveer 90% vol
is. Ook is de zak gemakkelijker te legen als hij niet propvol zit.
Controle
Bij een normaal gebruik is het materiaal van de graszak onderhevig
aan verslechtering en slijtage.
OPMERKING
OPMERKING
Controleer de grasvangzak op scheuren, gaten of versleten plekken.
De grasvangzak slijt door normaal gebruik en moet te zijner tijd
vervangen worden.
Raadpleeg (bladzijde 16) om de grasvangzak te vervangen door een
nieuwe.
Aanbrengen
1. Til de kap [1] op, pak
de handgreep [3] vast
en haak de
grasvangzak [2] aan
het maaidek.
2. Laat de klep weer
zakken om de
grasvangzak vast te
zetten.
Verwijderen
[1]
1. Til de kap op, pak de
grasvangzak bij de
handgreep en
[2]
verwijder hem.
2. Laat de kap weer
zakken.
3. Als de grasvangzak
van de klep los is, kunt
u hem door de
stuurboom tillen of achterlangs onder de stuurboom door
verwijderen.
NEDERLANDS
[2]
[1]
[3]
[2]
[1]
7