ONDERHOUDSSCHEMA
Interval
Voor elk gebruik
Mes en mesbouten: Controleren (bladzijde 6)
Grasvangzak: Controleren (bladzijde 16)
Achterbeschermplaat : Controleren
(bladzijde 9)
Motorolie: Controleren (bladzijde 6)
Luchtfilter: Controleren (bladzijde 7)
Na 1ste maand of
Motorolie: Verversen (bladzijde 13)
5 bedrijfs-uren
Na 1ste
Luchtfilter: Reinig
20 bedrijfs-uren
Roto-Stop kabel: Nastellen
Smart Drive kabel: Nastellen (bladzijde 15)
Gaskabel: Nastellen (bladzijde 15)
Motorolie: Verversen (bladzijde 13)
Elke
Luchtfilter: Reinig./Vervang
50 bedrijfs-uren
Smart Drive kabel: Nastellen (bladzijde 15)
Elke
Motorolie: Verversen (bladzijde 13)
100 bedrijfs-uren
Luchtfilter: Reinig
Bougie: Reinig./Nastell (bladzijde 14)
Vonkenvanger: Reinigen
Roto-Stop kabel: Nastellen
Smart Drive kabel: Nastellen (bladzijde 15)
Gaskabel: Nastellen (bladzijde 15)
Pignon toestellen: Smeer
Elke
Motorolie: Verversen (bladzijde 13)
150 bedrijfs-uren
Luchtfilter: Vervang (bladzijde 14)
Bougie: Vervangen (bladzijde 14)
Stationair toerental: Control./Nastell
(bladzijde 15)
Smart Drive kabel: Nastellen (bladzijde 15)
Klepspeling: Nastellen
Benzinetank: Reinigen
Elke 2 jaar
Benzineleiding: Vervangen
Na elke 250
Verbrandings-kamer: Reinigen
bedrijfs-uren
1. Vaker bij gebruik in stoffige omgeving.
2. Door de dealer laten uitvoeren, tenzij u zelf beschikt over het
benodigde gereedschap en de vereiste kennis. Raadpleeg in dat
geval het Honda werkplaatshandboek.
3. In Europa en andere landen waar richtlijn 2006/42/EC voor
machines van kracht is, dient deze reiniging door uw
onderhoudsgarage te worden uitgevoerd.
Nalaten dit onderhoudsschema op te volgen kan storingen tot gevolg
hebben die niet door de garantie worden gedekt.
Onderdeel
1
(bladzijde 14)
2
1
(bladzijde 14)
1
(bladzijde 14)
3
(bladzijde 15)
2
1,2
2
2
2
2
NEDERLANDS
MOTORONDERHOUD
Olie verversen
Tap oude olie af als de motor nog warm is, omdat de olie dan het
snelst en volledig wordt afgetapt.
1. Zet de gashendel op STOP en draai de brandstofkraan DICHT.
Hiermee beperkt u het risico van brandstoflekkage (bladzijde 5).
2. Veeg het gebied rond de vulopening schoon en verwijder de
olievuldop.
3. Zet een opvangblik naast
de maaier om de
afgewerkte olie op te
vangen en kantel de
maaier naar rechts. De
olie komt door de
vulopening naar buiten.
Laat alle olie eruit lopen.
Help grondwatervervuiling
te voorkomen. Gooi
afgewerkte olie niet
zomaar weg, maar breng
het in een oud blik naar een innamepunt voor afgewerkte olie.
Gooi het niet in de vuilnisbak, in het riool of in de tuin.
4. Vul het carter met het
aanbevolen type olie
(bladzijde 6) tot aan de
bovenste streep op de
oliepeilstok. Meet het
oliepeil zoals
beschreven op de
volgende pagina.
5. Als u de olie hebt
ververst, zet u de
maaier overeind om het
oliepeil te controleren voordat u de motor start:
a. Verwijder de olievuldop
[1].
b. Veeg de oliepeilstok [1]
schoon.
c. Plaats de oliepeilstok [1]
terug zonder de dop
vast te draaien.
Controleer het oliepeil
dat op de peilstok
aangegeven wordt.
d. Als de olie onder het
onderste streepje [2] op
de peilstok staat vult u
olie bij tot aan het
bovenste streepje [3].
Vul niet teveel olie bij
om te voorkomen dat
olie in het luchtfilter
terecht komt.
OPMERKING
Als u de motor laat draaien met een te laag oliepeil, kan
motorschade optreden.
e. Draai de olievuldop stevig vast.
[1]
[2]
[3]
13