Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Extra Aansluitingen; Mechanische Rembesturing; Parallelle Aansluiting Van Motoren - Danfoss VLT AutomationDrive FC 302 Bedieningshandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor VLT AutomationDrive FC 302:
Inhoudsopgave

Advertenties

Installeren
LET OP
Het mislukken van een AMA wordt vaak veroorzaakt
doordat de gegevens van het motortypeplaatje niet
goed worden overgenomen of omdat er een te groot
verschil bestaat tussen het motorvermogen en het
3
3
vermogen van de frequentieregelaar.
Stap 4. Stel de snelheidsbegrenzing en de aan/uitlooptijd
in.
Parameter 3-02 Minimumreferentie
Parameter 3-03 Max. referentie
Stap 5. Stel de gewenste begrenzingen voor het
toerental en de aan- en uitlooptijd in:
Parameter 4-11 Motorsnelh. lage begr. [RPM] of
parameter 4-12 Motorsnelh. lage begr. [Hz]
Parameter 4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM] of
parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz]
Parameter 3-41 Ramp 1 aanlooptijd
Parameter 3-42 Ramp 1 uitlooptijd

3.7 Extra aansluitingen

3.7.1 Mechanische rembesturing

Bij hijs-/dalingtoepassingen moet een elektromechanische
rem kunnen worden bestuurd.
De rem wordt bediend met behulp van een
relaisuitgang of een digitale uitgang (klem 27 en
29).
De uitgang moet gesloten blijven (spanningsvrij)
gedurende de periode dat de frequentieregelaar
de motor niet kan 'ondersteunen' , bijvoorbeeld
wanneer de belasting te groot is.
Selecteer [32] Mech. rembesturing in parame-
tergroep 5-4* Relais voor toepassingen met een
elektromechanische rem.
De rem wordt vrijgegeven als de motorstroom
hoger is dan de in parameter 2-20 Stroom bij
vrijgave rem ingestelde waarde.
De rem wordt ingeschakeld wanneer de uitgangs-
frequentie lager wordt dan de ingestelde waarde
in parameter 2-21 Snelheid remactivering [TPM] of
parameter 2-22 Snelheid activering rem [Hz], en
alleen als de frequentieregelaar een
stopcommando uitvoert.
Als de frequentieregelaar zich in de alarmmodus of een
overspanningssituatie bevindt, wordt de mechanische rem
onmiddellijk ingeschakeld.
60
®
VLT
AutomationDrive FC 302

3.7.2 Parallelle aansluiting van motoren

De frequentieregelaar kan een aantal parallel aangesloten
motoren besturen. Het totale stroomverbruik van de
motoren mag niet groter zijn dan de nominale uitgangs-
stroom I
LET OP
Een installatie waarbij kabels worden aangesloten op
een gezamenlijke verbinding zoals aangegeven in
Afbeelding 3.61, wordt alleen aanbevolen bij korte
kabels.
LET OP
Als motoren parallel zijn aangesloten, kan
parameter 1-29 Autom. aanpassing motorgeg. (AMA) niet
worden gebruikt.
LET OP
In systemen met parallel aangesloten motoren kan het
thermische relais (ETR) van de frequentieregelaar niet
worden gebruikt als motorbeveiliging voor de
afzonderlijke motoren. Daarom zijn er extra motorbevei-
ligingen nodig, zoals thermistoren in elke motor of
aparte thermische relais (circuitbreakers zijn niet
geschikt als beveiliging).
Als de motorvermogens sterk verschillen, kunnen er bij de
start en bij lage toerentallen problemen optreden. Dit
komt omdat de relatief hoge ohmse weerstand in de stator
van kleine motoren een hogere spanning vereist bij de
start en bij lage toerentallen.
Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden.
van de frequentieregelaar.
M,N
MG34Q410

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave