10.3 Onderhoudswerkzaamheden
10.3.1 Visuele controles
Reinig de warmtewisselaar.
Controleer de warmtewisselaar op verontreinigingen en zuig deze indien nodig voorzichtig af/uit. Voorkom beschadiging van
de leidingen en lamellen.
10.3.2 Binnenkant van het apparaat reinigen
Alle luchtvoerende elementen (binnenvlakken van het apparaat, uitstroom-/uitblaaselementen etc.) moeten tijdens het on-
derhoud op verontreinigingen of afzettingen worden gecontroleerd en evt. met normaal in de handel verkrijgbare middelen
worden verwijderd.
GEVAAR!
Letselgevaar door verbranding
Op de elektronicabehuizing van de EC-ventilator komen hoge temperaturen voor. Directe aanraking vermij-
den!
AANWIJZING!
Gebruik geen agressieve reinigingsmiddelen!
Voor de EC-ventilator mogen geen agressieve, lakoplossende reinigingsmiddelen worden gebruikt. Er mag
geen water in de motor en de elektronica binnendringen (bijv. door direct contact met afdichtingen of mo-
toropeningen), let op de beschermingsgraad (IP). Controleer of de voor de inbouwstand geschikte conden-
saatboringen (indien aanwezig) vrij doorgankelijk zijn. Om vochtophoping in de motor te vermijden, moet
de EC-ventilator vóór de reiniging ten minste één met 80-100% van het maximale toerental worden ge-
bruikt! Na de reiniging moet de EC-ventilator om te drogen ten minste 2 uur met 80 tot 100% van het maxi-
male toerental worden gebruikt!
Ultra Allround
Montage-, installatie- en gebruikershandleiding
53