6.6
Condensaataansluiting
6.6.1 Condensaatafvoer via condensaatpomp
Het water wordt met de condensaatpomp afgezogen en via een aan de drukzijde aangesloten slang afgevoerd. Afhankelijk
van de bouwkundige omstandigheden kan het water in afvoerleidingen, bijvoorbeeld met sifonaansluiting, worden afge-
voerd. De lengte van de slang vanuit het apparaat bedraagt 700 mm, diameter 6 mm (1/4").
Bij een storing van de condensaatafvoer blijft het waterpeil stijgen totdat de vlotterschakelaar een alarmcontact activeert.
Het contact kan door externe signaalinrichtingen worden verwerkt.
Bij activeren van het alarmcontact wordt de koelmodus aan de waterzijde automatisch uitgeschakeld, wanneer een 24 V ven-
tiel af fabriek is gemonteerd. Lokale ventielen moeten na geactiveerd alarmcontact gesloten worden.
Condensaatafvoer
De condensaatafvoerleiding van de condensaatpomp moet met een natuurlijk afschot en voldoende diameter (min. 1/2")
worden aangelegd. Bij lange condensaatleidingen moet de doorsnede overeenkomstig worden vergroot.
Controleer of de condensaatleiding moet worden geïsoleerd om condensaatvorming langs de leiding te voorkomen.
Er mag geen starre overgang naar de bouwzijdige condensaatafvoer worden toegepast. Wij adviseren een vrije overloop
in een sifon.
Afb. 7: Schema condensaatafvoer
1
Ultra Allround
Vrije uitloop (DIN EN 1717)
3
5
Vuilwatersysteem
6.6.2 Ingebruikname en werkingscontrole
Netspanning inschakelen.
Water in de condensaatbak doen. De pomp moet nu zelfstandig inschakelen en weer uitschakelen.
Alarmschakeling testen: Water vullen, tot de alarmschakeling wordt geactiveerd (akoestische of optische waarschu-
wingsmelding, uitschakelen van de ventilator e.d.).
3
4
2
1
Montage-, installatie- en gebruikershandleiding
5
2
Condensaatleiding
Reukafsluiting
4
Ultra Allround
25