Figuur 25
1. Grasgeleider
2. Afvoerafsluiter
3. Onderste lip
4. Schuif de scharnierpen door het scharnier
(Figuur 25).
5. Bevestig de afvoerafsluiter aan de maaier met de
vleugelmoer (Figuur 25).
6. laat u de grasgeleider over de uitwerpopening
zakken.
Tips voor bediening en
gebruik
Snel-stand gashendel
Voor een optimaal maairesultaat en een maximale
luchtcirculatie moet u de gashendel op Snel zetten.
Om het gras goed af te maaien is lucht nodig; zet
de maaihoogte dus niet te laag en zorg ervoor dat
het maaidek niet helemaal door ongemaaid gras is
omgeven. Probeer altijd één zijkant van de machine vrij
van ongemaaid gras te houden, zodat lucht kan worden
aangezogen.
Het Smart Speed™ besturingssysteem
gebruiken
De hendel van het Smart Speed™ bedieningssysteem
bevindt zich onder de bestuurdersstoel en geeft de
bestuurder de keuze uit twee snelheidsbereiken, snel
en traag. De instelling voor lage snelheid is geschikt
voor het manoeuvreren van de machine op kleine
oppervlakten of om rond delicate landschapselementen
te sturen. U kunt deze instelling ook gebruiken om een
4. Scharnierpen
5. Vleugelmoer
hoge gasstand en maaisnelheid te combineren met een
lage grondsnelheid voor een betere maaikwaliteit.
Wanneer u een gazon voor de eerste
keer maait
Laat het gras iets langer dan normaal, om te voorkomen
dat oneffenheden in het gras volledig worden
weggemaaid. In het algemeen kan het best de voorheen
gebruikte maaihoogte worden gekozen. Als u gras van
meer dan 15 cm lang gaat maaien, kunt u het best
in twee keer maaien om een goed maairesultaat te
verkrijgen.
1/3 van de lengte van het gras afmaaien
Aanbevolen wordt niet meer dan ongeveer 1/3 van de
lengte van het gras af te maaien. Meer afmaaien wordt
afgeraden, tenzij het gras dun is, of in de late herfst,
wanneer het gras langzamer groeit.
Maairichting
Maai afwisselend in verschillende richtingen, zodat
het gras rechtop blijft staan. Dit zorgt ook voor een
betere verspreiding van het maaisel, wat de vertering en
bemesting ten goede komt.
Maai met de juiste regelmaat
Normaal gesproken moet u om de vier dagen maaien.
Houd er echter rekening mee dat gras niet het hele jaar
door even snel groeit. Om dezelfde maaihoogte te
behouden, wat een goede gewoonte is, moet u in het
vroege voorjaar vaker maaien. Als de groeisnelheid in
de zomer afneemt, maait u minder vaak. Als u langere
tijd niet hebt kunnen maaien, maait u eerst op een
hoge maaistand. Maai twee dagen later op een lagere
maaistand.
Gras niet te kort afmaaien
Als de maaibreedte van het maaidek groter is dan die
van het maaidek dat u voorheen gebruikte, zet u de
maaihoogte één stand hoger. Hierdoor voorkomt u dat
oneffenheden te kort worden afgemaaid.
Lang gras
Als u het gras iets langer dan normaal hebt laten
groeien of als het een hoog vochtgehalte heeft, moet u
de maaihoogte hoger dan normaal instellen en het gras
op deze hoogte maaien. Daarna het gras op de lagere,
normale hoogte maaien.
23