Papierstoringen verhelpen
Papierstoringen verhelpen
Papierstoringen voorkomen
De volgende tips kunnen papierstoringen helpen voorkomen:
Aanbevelingen voor papierladen
•
Zorg ervoor dat het papier vlak in de lade is geplaatst.
•
Verwijder geen laden terwijl de printer bezig is met afdrukken.
•
Plaats geen afdrukmateriaal in de laden, universeellader of enveloppenlader terwijl de printer bezig is met
afdrukken. Plaats het materiaal voordat u gaat afdrukken of wacht tot u wordt gevraagd afdrukmateriaal te plaatsen.
•
Plaats niet te veel papier. Zorg ervoor dat de stapel niet hoger is dan de aangegeven maximale stapelhoogte.
•
Zorg ervoor dat de geleiders in de papierladen, universeellader of enveloppenlader op de juiste wijze zijn ingesteld
en niet te strak tegen het papier zijn geplaatst.
•
Schuif alle laden geheel terug in de printer nadat u het papier hebt geplaatst.
Aanbevelingen voor papier
•
Gebruik uitsluitend aanbevolen papier of speciaal afdrukmateriaal. Zie "Door de printer ondersteunde
papiersoorten en -gewichten" op pagina 63 voor meer informatie.
•
Plaats nooit gekreukt, gevouwen, vochtig, gebogen of kromgetrokken papier.
•
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de printer plaatst.
•
Gebruik geen papier dat u zelf op maat hebt gesneden of geknipt.
•
Gebruik nooit papier van verschillend formaat, gewicht of soort in dezelfde papierbron.
•
Controleer of alle papierformaten en papiersoorten op de juiste wijze zijn ingesteld in de menu's op het
bedieningspaneel van de printer.
•
Bewaar het papier volgens de aanbevelingen van de fabrikant.
Aanbevelingen voor enveloppen
•
Gebruik het menu Envelopbescherming in het menu Papier om kreuken te beperken.
•
Voer geen enveloppen in die:
–
gemakkelijk krullen;
–
vensters, gaten, perforaties, uitsnijdingen of reliëf bevatten;
–
metalen klemmetjes, strikken of vouwklemmetjes bevatten;
–
zijn samengevouwen;
–
postzegels bevatten;
–
een (gedeeltelijk) onbedekte plakstrook hebben als de klepzijde is gesloten of is dichtgeplakt;
–
gebogen hoeken hebben;
–
een ruwe, kreukelige of gedraaide afwerking hebben;
–
aan elkaar kleven of beschadigd zijn.
116