80
80
Hoofdstuk 4 De tool [Voorbeeld en Bewerken] gebruiken
Hoofdstuk 4 De tool [Voorbeeld en Bewerken] gebruiken
● MH9/SF9EII/SF5EII-serie
Geef bij [Inst. origineelformaat taakgeheugen:] op of het origineel in het papiergeheugen op [A4/Letter] of
[A3/Tabloid] moet worden afgedrukt. Plaats het opgegeven papierformaat in de laserprinter. (Dit staat los
van de optie [Papierformaat] (A
Als [Bestandsnaam afdrukken op origineel] is geselecteerd, wordt de bestandsnaam afgedrukt in de
voettekst van het origineel in het papiergeheugen. (Alleen MH9-serie)
B Het aantal gegevens dat van het origineel in het papiergeheugen kan worden afgedrukt, is afhankelijk van het
● MF9-serie
De opties [A4/Letter] en [A3/Tabloid] worden niet weergegeven. Plaats papier van A4- of Letterformaat in de
laserprinter.
3
Klik op [Afdrukken].
De tool [Voorbeeld en Bewerken] wordt gestart en de data worden geconverteerd naar een origineel in het
papiergeheugen.
B Afhankelijk van de software die u gebruikt, wordt mogelijk een andere knopnaam weergegeven.
4
Klik op [Afdrukken].
B O m het origineel in het papiergeheugen op te slaan, klikt u op [Opslaan]. (Het origineel wordt als rcsb-bestand
opgeslagen.)
opgegeven papierformaat. Met [A3/Tabloid] kunnen meer gegevens per vel worden afgedrukt dan met [A4/Letter].
U bespaart dus papier door voor de optie [A3/Tabloid] te kiezen.
47).)