• Bij het rijden met de machine als u er niet mee maait, dient u altijd de
rotatie van de messen te blokkeren.
• Indien u een van de pedalen met aangetrokken handrem gebruikt,
valt de motor stil.
7•10 INSTELLING MAAIHOOGTE (6
STANDEN)
• Zet de hendel (punt 4 pagina 8) naar beneden om het maaidek te laten
zakken, en naar boven om het op te tillen.
• Een hoge stand gebruiken voor lang en vochtig gras: stand 4 (78), 5
(90) en 6 (102).
• De onderste maaistanden alleen gebruiken voor vlakke en regelmatig
onderhouden gazons.
LET OP:
Voor deze operatie moet de operator op de stoel
zitten en iedere derde persoon uit de buurt worden gehouden.
7•11 HET ACHTERSTE GEDEELTE VAN
HET OPVANGSYSTEEM PLAATSEN
• Het opvangsysteem bestaat uit twee elementen: het voorste gedeelte
dat is bevestigd op de hooglossing en het achterste gedeelte.
• Het achterste gedeelte wordt als volgt gemonteerd:
- Zet, als dat niet al is gebeurd, de bedieningsstang van de klep (af-
beelding 5).
- Het achterste en voorste gedeelte naar elkaar toe brengen. Laten
rusten op de hiervoor bestemde steunen (afbeelding 6).
- De 2 stangen van het luik op het achterste gedeelte aansluiten (af-
beelding 7).
- De achterkant van de mand met behulp van de handvatten vastmaken
op de voorkant (afbeelding 8).
- De twee cilinders vastmaken op de opvangbak door de uiteinden
van de cilinders te laten samenvallen op de kogelgewrichten op de
zijkanten van het achterste gedeelte (afbeelding 8).
• Om het achterste gedeelte te verwijderen, de handelingen in om-
gekeerde volgorde uitvoeren.
RISICO OP PROJECTIE.
het systeem voor het verzamelen en in het bijzonder het
zeil van de achterkant geen tekenen van slijtage of schade
vertoont.
7•12 MAAIEN MET OPVANG
Afbeelding 1 laat zien hoe de zitmaaier op het merendeel van de gazons
optimaal kan worden gebruikt.
• Met deze aanwijzingen kunnen te korte bochten en onnodige ver-
plaatsingen worden voorkomen.
• Wanneer u maait in lage maaistanden, moet dit op lage snelheid ge-
beuren. Zo kan het gras zo goed mogelijk worden opgeraapt.
• Voor het maaien moet worden gecontroleerd of de messen in goede
staat zijn, goed aangedraaid en in de juiste stand staan. Zie paragraaf
10•5 - Onderhoud van de maaiorganen, pagina 28.
• Controleer voor u begint met maaien tevens of de bak goed op zijn
plaats zit. Beweeg de bedieningshendels van het systeem (punt 8 en
9 pagina 8) naar voren.
• Om regelmatig te maaien, is het belangrijk om de controleren of de
bandenspanning voor en achter klopt met de voorgeschreven span-
ning (druk voor: 1,2 bar - druk achter: 1,2 bar).
20
7• GEBRUIKSAANWIJZINGEN
Controleer regelmatig dat
LEGEN VAN HET OPVANGSYSTEEM
Niet legen op hellingen van meer dan 8°.
Het systeem wordt geleegd vanaf de bestuurdersplaats.
• De bedieningshendel (punt 8 pagina 8) naar achter bewegen.
• De hendel zo houden totdat de opvangbak op de gewenste hoogte is
(max. 1,8 m). Beweeg vervolgens de rechter bedieningshendel naar
achter (punt 9 pagina 8) totdat het achterste deel van de opvangbak
helemaal open staat.
• Doe hetzelfde in omgekeerde volgorde om het opvangsysteem terug
te zetten in de opvangstand.
NB:
De machine in beide richtingen niet besturen met de bak naar
boven of alleen extreem langzaam. Voorkom ook versnellingen en
vooruit / achteruit rijden (AV-AR), of te abrupt remmen.
LET OP!
Bij lekkage kan de hydraulische vloeistof onder
druk voldoende kracht hebben om door de huid heen te
gaan en ernstige wonden te veroorzaken. Er moet dan direct
medische hulp worden gezocht.
7•13 RIJDEN OP HELLINGEN
• De machine mag alleen worden gebruikt op hellingen van minder
dan 17.6 % (10°).
• Houdt u altijd aan het maaischema dat staat aangegeven op afbeelding 1.
• Om op maximaal veilige wijze op een helling te rijden, moeten de
volgende aanwijzingen worden nageleefd:
- Voorkom een plotselinge start.
- Het is verplicht op hellingen op lage snelheid te rijden. Zo loopt u
niet het gevaar de controle over de zitmaaier te verliezen.
- Starten op een opgaande of neergaande helling: de handrem loslaten
en de grasmaaier direct in beweging zetten met behulp van de
pedalen voor de aandrijving.
- Wees bijzonder voorzichtig met omkeren op een helling. Bereidt u
voor op de verandering van richting en neem snelheid terug om te
voorkomen dat u de controle over de zitmaaier verliest.
- Let goed op zaken als gaten, bulten en andere verborgen risico's.
- Trek de handrem aan zodra de machine stilstaat.
7•14 VERLICHTING
De kop/staartverlichting, de dimlichten en grote lichten worden bediend
met de draaischakelaar (punt 22 pagina 9).
• Als uw machine is uitgerust met de MXBBUF verlichtingskit (afbeel-
ding 46) kan hij worden ingeschreven in verschillende landen. Vraag
uw dealer om inlichtingen voor de aanvraag.
• Controleer of de verlichting goed werkt voordat u over de openbare
weg gaat rijden.
• De verlichting op uw zitmaaier is alleen bestemd voor het rijden.Hij
is niet geschikt om's nachts mee te werken, of anders moet u werken
met een goede kunstmatige verlichting.
7•15 HANDREM
Voor het aantrekken van de handrem, de hendel (punt 10 pagina 8)
naar achter trekken.
Om hem los te halen, eerst het mechanisme loshalen m.b.v. de knop
(a) om hem te bewegen.