LADINGEN VERPLAATSEN EN WERKEN
omstanders raken, of ze kan verschuiven tijdens het rijden en de besturing van
het voertuig beïnvloeden.
Hoge objecten kunnen de zichtbaarheid beïnvloeden voor de bestuurder en kun-
nen projectielen vormen bij een ongeval. Ladingen die aan de zijkant uit het voer-
tuig steken, kunnen vast komen te zitten in struiken, takken of andere obstakels.
Vermijd dat de lading de remlichten bedekt en belemmert. Zorg ervoor dat de la-
ding niet uit het laadrek steekt en dat de lading uw zichtbaarheid of de besturing
van het voertuig niet hindert.
O O v v e e r r s s c c h h r r i i j j d d d d e e l l a a a a d d c c a a p p a a c c i i t t e e i i t t v v a a n n h h e e t t l l a a a a d d r r e e k k n n i i e e t t . . Z Z i i e e T T e e c c h h n n i i s s c c h h e e
s s p p e e c c i i f f i i c c a a t t i i e e s s . .
Vervoer op het bagagerek geen benzinebidon(s) of gevaarlijke vloeistoffen.
E E e e n n l l a a d d i i n n g g v v e e r r v v o o e e r r e e n n
Trek nooit een lading door deze aan de bumper te bevestigen; hierdoor kan het
voertuig kantelen. Gebruik enkel de trekhaak (indien geïnstalleerd) om lasten te
trekken.
Gebruik in geval van nood de sleephaak om een vastgelopen voertuig los te trek-
ken, zie Sleephaken .
Wanneer u lasten trekt met een ketting of een kabel, zorg er dan voor dat deze
opgespannen is voor u start en behoud deze spanning tijdens het trekken.
Als u lasten trekt met een ketting of een kabel, zorgt u ervoor dat u progressief
remt. De inertie van de lading kan een botsing veroorzaken.
Respecteer de maximum trekcapaciteit wanneer u een lading trekt, zie Een aan-
hangwagen trekken .
W W a a n n n n e e e e r r d d e e k k a a b b e e l l o o f f d d e e k k e e t t t t i i n n g g n n i i e e t t o o p p g g e e s s p p a a n n n n e e n n i i s s , , k k a a n n d d e e z z e e b b r r e e k k e e n n e e n n
t t e e r r u u g g s s c c h h i i e e t t e e n n . .
Wanneer u een ander voertuig sleept, zorg er dan voor iemand het gesleepte
voertuig bestuurt. Deze persoon moet remmen en sturen om de controle over
het voertuig te behouden.
Matig uw snelheid en draai geleidelijk aan wanneer u lasten vervoert. Vermijd
hellingen en ruig terrein. Probeer nooit op steile hellingen te rijden. Voorzie meer
afstand om te remmen, vooral op hellingen en als u een passagier vervoert
(2-UP modellen). Wees voorzichtig om niet te beginnen slippen of schuiven.
E E e e n n t t r r a a i i l l e e r r t t r r e e k k k k e e n n
O O m m a a a a n n h h a a n n g g w w a a g g e e n n s s t t e e t t r r e e k k k k e e n n , , m m o o e e t t o o p p h h e e t t v v o o e e r r t t u u i i g g e e e e n n d d o o o o r r B B R R P P
g g o o e e d d g g e e k k e e u u r r d d e e t t r r e e k k h h a a a a k k w w o o r r d d e e n n g g e e m m o o n n t t e e e e r r d d . .
60
M M E E R R K K O O P P
W W A A A A R R S S C C H H U U W W I I N N G G
M M E E R R K K O O P P
VEILIGHEIDSINFORMATIE