Programmering van de standaard- bandenspanning
Om de standaard- bandenspanning aan te passen voert u volgende stappen uit:
•
Ga naar de weergave van de standaard- bandenspanning zoals hiervoor beschreven.
Selecteer de instelling van de standaard- bandenspanning voor de te programmeren
bandenpositie. Druk ca. 3 seconden op de E-toets om de programmering uit te voeren.
•
De eerste positie van de bandenspanning knippert.
•
Door herhaaldelijk op de S-toets te drukken worden achter elkaar de cijfers 0-9 getoond.
•
Als u bij het gewenste cijfer bent, bevestigd u deze met de E-toets. Opmerking: als u het
eerste cijfer niet wilt aanpassen, drukt u op de E-toets om naar het volgende cijfer te
gaan.
•
Na de bevestiging gaat steeds de volgende positie ban de sensor-ID knipperen.
•
Voor het programmeren voor de volgende posities handelt u zoals hiervoor beschreven.
•
Houdt ca. 3 seconden de E-toets ingedrukt om de invoer/verandering op te slaan. Ter
bevestiging voor het opslaan gaat het display twee keer knipperen en er klinken twee
signalen. Na het afsluiten van deze procedure gaat de monitor terug naar de weergave
voor de standaard- bandenspanning.
•
Opmerking: als u de instellingen niet wilt opslaan, gaat u door de S-toets te drukken
terug naar de weergavenmode.
•
Voer dezelfde stappen uit voor andere bandenposities.
Opmerking: de maximaal in te stellen spanning is door het systeem begrensd. Als u bij de
programmering deze waarde overschrijdt wordt de verandering in het systeem niet
doorgevoerd.
De max. bandenspanning ligt bij 10,4 bar / 1040 kPa / 151 psi.
10. Menupunt - 3 – Instelling en programmering van de weergave voor spanning en
temperatuur
Het systeem kan 3 mogelijke bandenspanningen weergeven, dit zijn bar / kPa en psi.
Eveneens kan gekozen worden tussen de temperatuurweergave Celsius en Fahrenheit.
13