8. Menupunt - 1 - : instelling en programmering van een sensor
Opmerking: alle sensoren zijn bij levering reeds op de overeenkomstige bandpositie
geprogrammeerd.
Het programmeren voor een sensor bij de ingebruikneming is alleen nodig indien extra
sensoren geprogrammeerd moeten worden of een sensor niet op het display verschijnt. Bij
het opnieuw programmeren van een sensor moet een eventueel aanwezige programmering
eerst uit het systeem verwijdert worden. Dit wordt gedaan zoals beschreven onder punt "Een
sensor uit het systeem verwijderen".
Instellingen van de sensor
• Houdt in de normale bedrijfsmode de E-toets ca. 3 seconden ingedrukt om de menukeuze
te openen.
• Bevestig met de E-toets het menupunt - 1 – om de instellingen voor de sensoren weer te
geven.
• Op het display verschijnen de eerste 6 cijfers van de sensor ID voor de eerste
bandpositie. Deze worden op het display gekenmerkt met de letter "H".
• Met de S-toets komt u bij de volgende 6 cijfers van de sensor ID, deze zijn gekenmerkt
met de letter "L".
• Opmerking: een sensor-ID bestaat steeds uit 12 cijfers.
• Door opnieuw op de „S-toets" te drukken komt u naar de tweede bandpositie, hier kunt u
zoals hiervoor beschreven de 12-cijferige sensor ID controleren.
• Herhaal de procedure voor elke sensor.
• Door langer op de S-toets te drukken, kunt u steeds terug naar de menukeuze.
Opmerking: posities waar er geen sensor geprogrammeerd is, wordt weergegeven met 6
streepjes en de letter "H" en 6 streepjes en de letter "L".
10