5
Stel het IP-adres in.
Automatisch een IP-adres toewijzen
1
In de lijst [Selecteer protocol], selecteer [DHCP], [BOOTP] of [RARP].
Als u DHCP/BOOTP/RARP niet wilt gebruiken om automatisch een IP-adres toe te wijzen
Selecteer [Uit]. Als u de [DHCP], [BOOTP] of [RARP] protocol als deze diensten onbeschikbaar zijn, dan
verspilt het apparaat tijd en communicatiemiddelen door op het netwerk te zoeken naar deze diensten.
2
Controleer of [Auto IP] is ingesteld op [Aan].
●
Wijzig als [Uit] is geselecteerd de instelling naar [Aan].
IP-adressen die worden toegewezen via DHCP/BOOTP/RARP vervangen het adres dat is verkregen via
Auto IP.
Handmatig een IP-adres invoeren
1
Selecteer [Uit] voor [Selecteer protocol] en [Auto IP].
2
Stel de [IP-adres], [Subnetmasker] en [Gateway-adres] velden in.
6
Klik op [OK].
Controleren of de instellingen juist zijn
Controleer of het scherm van de Externe UI kan worden weergegeven met uw computer.
De Externe UI starten(P. 177)
Als u het IP-adres hebt gewijzigd na de installatie van het printerstuurprogramma
Als u een MFNP-poort gebruikt en de machine en de computer zitten in hetzelfde subnet, dan wordt de
verbinding gehandhaafd. U hoeft geen nieuwe poort toe te voegen. Als u een standaard TCP/IP-poort gebruikt,
dan moet u een nieuwe poort toevoegen.
Netwerk
Printerpoorten configureren(P. 110)
99