Clusters
Elk ModuLaser rookdetectiesysteem met hoge gevoeligheid bestaat uit een
groep modules die een cluster wordt genoemd.
Een cluster bestaat uit een minimum of standaard displaymodule en uit één
(minimum) tot acht (maximum) detectormodules.
Waarschuwing:
een command displaymodule kan een minimum of standaard
displaymodule in een clusterconfiguratie niet vervangen.
De displaymodule is via de SenseNET+ RS-485-interface verbonden met de
detectormodules. De displaymodule kan overal in het cluster worden geplaatst.
De displaymodule en maximaal vier detectormodules kunnen op een enkele
locatie (niet-gedistribueerd cluster) of op afzonderlijke locaties (gedistribueerd
cluster) worden geïnstalleerd. Extra detectormodules in hetzelfde cluster moeten
op een aparte locatie worden geïnstalleerd. Zie "Modules aansluiten" op pagina
21 voor meer informatie over het aansluiten van clusters.
Elk systeemdeel in een cluster wordt geïdentificeerd met een uniek 7-bits adres
in het bereik 1 t/m 127. Er kunnen meerdere clusters worden aangesloten om
een SenseNET-netwerk te maken.
Connectiviteit
De volgende netwerkinterfaces worden gebruikt:
•
Een APIC-kaart wordt gebruikt voor de communicatie tussen de aspiratie-
rookmelder en een brandmeldcentrale (via een adresseerbare lus).
•
SenseNET+ wordt gebruikt voor de communicatie tussen displaymodules en
detectormodules in hetzelfde cluster.
•
SenseNET wordt gebruikt voor de communicatie tussen een command
displaymodule, meervoudige ModuLaser clusters en andere compatibele
ASD-eenheden.
ClassiFire
ClassiFire is hét gepatenteerde kunstmatig intelligentiesysteem dat continu de
omgeving analyseert, de vervuilingsgraad van de detector controleert en
automatisch de gevoeligheid tot het optimale niveau aanpast.
ClassiFire past de gevoeligheid automatisch en zonder externe ingang aan de
dag-/nachtniveaus aan.
ClassiFire stelt de detector automatisch op de normale werkomgeving in zodat
de detectorgevoeligheid voor de omgeving ervan geoptimaliseerd is.
ModuLaser Modulair Rookaanzuigdetectiesysteem Installatiehandleiding
Hoofdstuk 1: Inleiding
3