Instrumentstart
Toepassing
Inregeling
MINITRAC 31 • Profibus PA
5 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
Voorwaarden
De volgende voorwaarden moeten voor een betrouwbaar en veilig
bedrijf worden aangehouden:
•
De leiding moet zijn gevuld. Er mogen geen luchtbellen in de
leiding aanwezig zijn
•
De stralingsbronhouder is ingeschakeld
•
Een monsternamepunt bevindt zich in de directe omgeving van de
meetplaats
Waarschuwing:
De leiding moet bij ingeschakelde stralingsbronhouder altijd zijn inge-
schakeld. Bij een lege leiding kan een verhoogd plaatselijk vermogen
optreden. Waarborg, dat de leiding ook bij stilstand van de installatie
gevuld is of schakel de stralingsbronhouder uit.
Voer een inbedrijfname uit in de hierna genoemde volgorde.
Opgelet:
Bij de eerste inbedrijfname of na een reset van het instrument start
het instrument met vooringestelde standaardwaarden. Deze waarden
zijn voor uw toepassing niet geschikt en moeten door echte waarden
worden vervangen.
5.2.1 Inbedrijfname
Voer hier de betreffende toepassing in.
Met dit menupunt kunt u de sensor op de gewenste toepassing
aanpassen. U kunt uit de volgende toepassingen kiezen: "Niveau",
"Dichtheid", "Niveau", "Alarm externe straling" of "correctie werkelijke
waarde".
In dit menupunt kunt u het meetbereik (min.- en max.-proceswaarde)
van de sensor invoeren.
Deze instellingen hebben invloed op de stroomuitgang van de sensor.
Voer in het menuvenster "Max. proceswaarde" de maximale dicht-
heidswaarde bijvoorbeeld in "g/cm
uitgangsstroom van 20 mA.
" in. Dit komt overeen met een
3
25