4.1
Aansluiting van meet- en ontstekingsbeveiligingsgas (spoelgas)
Apparaten die in explosiegevaarlijke ruimtes worden gebruikt, moeten worden gespoeld met lucht of inert gas. Het door de
spoeling uitgedreven gas moet via een afgasleiding naar een milieuvriendelijke afvoer geleid worden.
Bij het meten van toxische of agressieve gassen, kan het voorkomen, dat door lekkages in de gaskanalen, meetgassen zich
in het apparaat verzamelen. In dampbeveiligde apparaten (Ex nR) mogen daarom geen gassen worden geleid, die toxische,
agressieve of brandbare componenten in gevaarlijke concentraties bevatten.
Apparaten in verwarmde uitvoering moeten bij gebruik van agressieve gassen altijd gespoeld worden.
Bevestig de analysator en de Ex px-veiligheidsinrichting conform hun afmetingenschets in paragraaf Aansluitschema's
(Pagina 15) en verbind beide volgens de montageschema's 4-2 resp. 4-3. De onderstaande instructies gelden voor een
gebruik van de door ons aanbevolen Ex px-veiligheidsinrichting conform onze actuele catalogus PA01. Voor andere
spoelinrichtingen gelden deze de belangrijkste punten in deze aanwijzingen.
Voor probleemloos gebruik van het apparaat, moet u altijd letten op de volgende vereisten:
● Let bij het vastdraaien van de koppelingsbouten aan de gasaansluitingen met de juiste gaffelsleutel altijd op de correcte
bevestiging, anders bestaat het gevaar dat het gaspad gaat lekken.
● De minimale druk van het ontstekingsbeveiligingsgas dient door de exploitant op de installatie plek gewaarborgd te
worden. Er moet een druk van 0,2 ... 0,4 MPa (2 ... 4 bar) op de drukregelaar van de Ex px-beveiligingsinrichting zitten.
● Wanneer het ontstekingsbeveiligingsgas afgevoerd wordt, mag bij een doorstroom van 50l/min, de drukvermindering via
de leiding niet meer dan 5 mbar (5hPa) zijn. Hiertoe dient u de afvoerleiding passend te maken (bijv. bij een
binnendiameter van G 1" mag de lengte van de afvoerleiding ongeveer 20 m zijn).
● De aan de Ex px-beveiligingsinrichting instelbare voorspoeltijd (5 min bij een doorstroming van het
ontstekingsbeveiligingsgas van 50 l/min) mag niet gewijzigd, d.w.z. lager ingesteld worden!
● De Ex px-beveiligingsinrichting wordt geleverd met vast ingestelde basisparameters. De druk van het
ontstekingsbeveiligingsgas is hierbij vooraf ingesteld op 105 hPa (rel.). Zinvolle wijzigingen van deze parameters, zoals
bijv. een verlaging van de maximale druk van het ontstekingsbeveiligingsgas, kunnen alleen volgens de opgaves in de
meegeleverde gebruiksaanwijzing voor de Ex px-beveiligingsinrichting uitgevoerd worden.
● Pas na afloop van de voorspoelfase mag er meetgas in de analysator gevoerd worden.
● Er kan een sleutelschakelaar aan de Ex px-beveiligingsinrichting aangesloten worden (voor nadere informatie zie
paragraaf 4.3 (Pagina 25)).
● OXYMAT 6F: De microstromingssensor moet voor de meetgastoevoer met compensatiegas omspoeld zijn. Daarom
moet met het inschakelen van de Ex px-beveiligingsinrichting ook altijd het compensatiegas erbij geschakeld worden
(voorspoelduur = 5 Min). De waarde van de compensatiegasdruk moet altijd 0,2 ... 0,4 MPa (2 ... 4 bar) boven de waarde
van de meetgasdruk liggen.
4.1.1
Apparaatsoorten met compensatie van lekkageverlies
Bij gebruik met brandbare meetgassen moet het verschil tussen ontstekingsbeveiligingsgas en meetgas duurzaam en zeker
op meer dan 50 hPa gehouden worden. Als beveiliging tegen uitval, moet er drukverschilbewaking toegepast worden. U
dient ervoor te zorgen dat bij het lager uitkomen van een ingesteld drukverschil, de Ex px-beveiligingsinrichting het
analyseapparaat uitschakelt en in overgaat naar de voorspoelfase. De keuze van een geschikt
drukverschilbewakingssysteem (bijv. drukverschilschakelaar) valt onder de verantwoordelijkheid van de exploitant.
OXYMAT 6F: In de meetgasingang bevindt zich voor verdamping pulserende stromingen een ventiel, dat een stuwdruk
produceert. Daarom kan het raadzaam zijn dit ventiel uit te bouwen, wanneer er een drukverschilbewaking (in geval van de
soort "compensatie van lekkageverlies") toegepast wordt. Het verdampingsdeel (ventiel) moet dan zo nodig voor de
drukmeetplaats gemonteerd worden.
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes
A5E03312404-01, 12/2010
11