Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Siemens 6 Series Beknopte Handleiding pagina 24

Informatie op basis van atex voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes
Verberg thumbnails Zie ook voor 6 Series:
Inhoudsopgave

Advertenties

5.2
Ex px-beveiligingsinrichting
Voorwaarde
● U gebruikt de analysator in één van de volgende Ex-beveiligingstypen:
– Tegen overdruk beveiligde behuizing met compensatie lekkageverlies voor zone 1
II 2 G Ex px [ia] ia IIC T4 volgens certificaatPTB 00 ATEX 2022X
– Tegen overdruk beveiligde behuizing met continue doorspoeling voor zone 1
II 2 G Ex px [ia] ia IIC T4 volgens certificaat TÜV 01 ATEX 1708 X
● U heeft de analysator met de Ex px-beveiligingsinrichting verbonden volgens de aansluitschema's in paragraaf
Aansluitschema's (Pagina 15).
Vóór inbedrijfsname moet u nog
● De netspanning controleren
● Alle niet benodigde kabelschroefverbindingen afsluiten met de meegeleverde pluggen.
● De gemonteerde kabelschroefverbindingen zorgvuldig aanschroeven.
● De deuren afsluiten. Hiertoe dient u de schroeven gelijkmatig aan te draaien, tot de deurramen niet meer de behuizing
aanraken.
● De voordruk van het ontstekingsbeveiligingsgas instellen (dit moet voor de drukregelaar 0,2 ... 0,4 MPa zijn)
● Stel de drukregelaar van de Ex px-beveiligingsinrichting op minstens 0,2 MPa in.
Bij meting van brandbare gassen met beveiligingstype Ex px "met compensatie van lekkageverlies", dient u ervoor te zorgen
dat de aan de analysator aangesloten meetgasdruk niet meer dan 160 hPa (160 mbar) boven de omgevingsdruk en altijd
meer dan 5 hPa onder de druk van het ontstekingsbeveiligingsgas ligt.
Wanneer aan deze voorwaarden niet bedrijfszeker voldaan kan worden, dient u als aanvullende beveiliging een
drukverschilmonitor tussen meetgas en ontstekingsbeveilgingsgas toe te passen.
Wanneer hierboven beschreven maatregelen uitgevoerd zijn, mag u het apparaat door
● openen van het ontstekingsbeveiligingsgaspad en
● inschakelen van de netspanning
in gebruik nemen.
5.3
Drukcorrector
In de ULTRAMAT 6F bevindt zich een interne druksensor voor het corrigeren van de luchtdrukinvloeden. Deze is via een
pijpverbinding met de omgevingslucht verbonden. Om te voorkomen dat explosiegevaarlijke atmosferen de druksensor
binnendringen, dient deze verbinding met een slang verbonden te worden, welke niet uitloopt in het explosiegevaarlijke
gebied.
Een hogere meetgasdruk dan 1 500 hPa kan alleen door een externe druksensor geregistreerd worden. Het signaal hiervan
moet intrinsiek beveiligd in het analyseapparaat gevoerd worden. De onderdelen die in contact komen met meetgas moeten
voldoen aan de meetvereisten. De aansluiting en de parameterisering van een externe druksensor worden beschreven in de
betreffende gebruikershandleiding.
In de OXYMAT 6F kan de invloed van de meetgasdruk binnen een bereik van 2 000 hPa met een interne druksensor
gecorrigeerd worden. Een hogere druk, tot ongeveer 3 000 hPa, kan alleen met een externe, absolute druksensor gemeten
worden.
De CALOMAT 6F/CALOMAT 62F is wegens zijn meetproces (warmtegeleiding) grotendeels onafhankelijk van
ingangsdrukinvloeden. Indien gewenst is het desondanks mogelijk de drukinvloed via een externe druksensor te
compenseren. Een externe druksensor is ook vereist, wanneer de ingangsdruk boven de 1 100 hPa absoluut ligt.
Opmerking
Gebruik van externe druksensoren
Bij gebruik van een externe druksensor moet de interne druksensor worden afgesloten, als deze geen aansluiting op de niet-
explosiegevaarlijke ruimte heeft.
24
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes
A5E03312404-01, 12/2010

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave