WAARSCHUWING
Gevaarlijke contactspanning
Gevaar van elektrische schok bij onjuiste verbinding.
● Voor de elektrische aansluiting raadpleegt u de informatie in hoofdstuk "Elektrische aansluitingen (Pagina 13)".
● Leef op de montagelocatie van het apparaat de desbetreffende richtlijnen en wetten voor installatie van van elektrische
vermogensinstallaties met nominale spanningen onder 1000 V na.
WAARSCHUWING
Ongeschikte apparatuur
Aan onbegrensde stroomkringen in zone 2 of 22 mag alleen bedrijfsmatig niet-vonkafgevende apparatuur aangesloten
worden, die voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes van zone 2 of 22 en de plaatselijke condities van de
installatieplaats geschikt zijn.
4.2.2
Elektrische aansluitingen
Voor correct gebruik dient u op het volgende te letten:
● Voorzie de systeeminstallatie van een netscheidingssysteem.
● Verbind de behuizing van de analysator met de potentiaalvereffening (zie ook de hierbij behorende
gebruikershandleiding)
● Gebruik voor installatie van de aansluitklemmen één- en meeraderige kabelsoorten met een kabeldoorsnede van
maximaal 2,5 mm².
● Voorzie alle gebruikte aderuiteinden van de meeraderige kabels van hulzen.
● Houd alle aansluitleidingen in het apparaat kort.
● Markeer alle intrinsiek beveiligde leidingen en installeer deze gescheiden van de niet intrinsiek beveiligde leidingen. Let
hierbij op de vereiste minimale afstanden!
● Sluit de net- en signaalleidingen aan volgens de aansluitingsschema's van de aan te sluiten apparatuur (zie hierbij
behorende gebruikershandleidingen).
● Wees bijzonder zorgvuldig bij de kabelinvoeringen (kabelschroefverbindingen). Plaats de met de kabeldoorsnedes
corresponderende afdichtingsringen voor de kabelschroefverbindingen.
Kabeldoorsnedebereik en draaimoment M van de kabelschroefverbindingen:
– M 20: ∅ Kabel: 6 ... 12 mm; M = 3,8 ± 0,2 Nm
– M 25: ∅ Kabel: 10 ... 14 mm; M = 5,0 ± 0,2 Nm
4.2.3
In- en uitgangen
In de basisversie zijn de analoge in- en uitgangen van de analysatoren niet intrinsiek beveiligd.
In geval van toepassing in explosiegevaarlijk gebied dienen alle niet intrinsiek beveiligde in- en uitgangen via een Ex-
verbindingsrelais geleid te worden, zodat bij uitval van ontstekingsbeveiligingsgas geen extern voltage in het apparaat
ontstaat.
Op de analyseapparatuur bevinden zich montagerails voor het monteren van de aanvullende Ex-scheidingsmodulen.
Deze aanvullende modulen dient u vóór inbedrijfsname met de bevoegde Ex-deskundige te overleggen.
Zie ook
Hulpapparatuur (Pagina 27)
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes
A5E03312404-01, 12/2010
13