• Laagspanningskabels moeten met een minimale afstand van 100 mm
tot 230/400 V-kabels worden geïnstalleerd.
4.3
Werkingsprincipe
De functie is gebaseerd op een vraaggestuurde regeling van het com-
pressorvermogen met bijschakelen van de externe bijverwarming via de
binneneenheid. De bedieningseenheid stuurt de buiteneenheid aan con-
form de ingestelde stooklijn.
Wanneer de buiteneenheid de warmtevraag van het huis niet alleen kan
afdekken, start de binneneenheid automatisch de bijverwarming, die sa-
men met de buiteneenheid de gewenste temperatuur in het huis gene-
reert.
De warmwaterbereiding heeft voorrang en wordt via de sensor TW1 in
de boiler aangestuurd. Tijdens de opwarmfase van de boiler wordt het
cv-bedrijf van de cv-installatie tijdelijk via een 3-wegklep (toebehoren)
uitgeschakeld. Na het opwarmen van de boiler wordt het cv-bedrijf via de
buiteneenheid voortgezet.
CV- en warmwaterbedrijf bij uitgeschakelde buiteneenheid
Bij buitentemperaturen onder –20 °C (instelbaar) wordt de buiteneen-
heid automatisch uitgeschakeld en kan deze geen warmte produceren.
In dit geval neemt de bijverwarming van de binneneenheid het cv- en
warmwaterbedrijf over.
4.4
Voorgeschreven gebruik
De wandhangende binneneenheid mag alleen in gesloten cv-installaties
conform EN 12828 worden ingebouwd.
Andere toepassingen zijn niet conform de bedoeling. Daaruit resulteren-
de schade valt niet onder de aansprakelijkheid.
4.5
Minimaal volume en uitvoering van de cv-installatie
Het minimumdebiet overeenkomstig de technische gegevens in het
hoofdstuk 11 moet gewaarborgd worden.
Om de werking van de warmtepomp te garanderen en overmatig veel
start-stopcycli, een onvolledige ontdooiing en onnodige alarmen te voor-
komen, moet in de installatie voldoende energie kunnen worden opge-
slagen. De energie wordt enerzijds in de waterhoeveelheid van de cv-
installatie en anderzijds in de installatiecomponenten (radiatoren) en in
de betonnen vloer (vloerverwarming) opgeslagen.
Omdat de eisen voor verschillende warmtepompinstallaties en cv-instal-
laties sterk variëren, wordt over het algemeen geen minimaal watervolu-
me in liters opgegeven. In plaats daarvan wordt het installatievolume als
voldoende beschouwd wanneer aan bepaalde voorwaarden wordt vol-
daan.
Alleen vloerverwarmingscircuit zonder buffervat, zonder meng-
kraan:
Om de warmtepompen- en ontdooifunctie te waarborgen, moet mini-
2
maal 22 m
verwarmbaar vloeroppervlak ter beschikking staan. Verder
moet in de grootste ruimte (referentieruimte) een temperatuurregelaar
zijn geïnstalleerd. De door de temperatuurregelaar gemeten kamertem-
peratuur wordt meegenomen bij de berekening van de aanvoertempera-
tuur (principe: weersafhankelijk geregelde regeling met kamerinvloed).
Alle zone-kranen van de referentieruimte moeten volledig zijn geopend.
Onder bepaalde omstandigheden kan de elektrische bijverwarming wor-
den geactiveerd, om een volledige ontdooifunctie te waarborgen. Dit is
afhankelijk van het beschikbare vloeroppervlak.
Compress 3000 AWBS – 6720892226 (2020/06)
CV-installatie met 1 ongemengd cv-circuit en 1 gemengd cv-circuit
zonder buffervat
Om de warmtepomp- en ontdooifunctie te waarborgen, moet het onge-
mengde cv-circuit minimaal 4 radiatoren met elk minimaal 500 W ver-
mogen bevatten. Waarborg dat de thermostaatkranen van de radiatoren
volledig zijn geopend. Onder bepaalde omstandigheden kan de elektri-
sche bijverwarming worden geactiveerd, om een volledige ontdooifunc-
tie te waarborgen. Dit is afhankelijk van het beschikbare
radiatoroppervlak.
Bijzonderheid
Wanneer beide cv-circuits verschillende bedrijfstijden hebben, moet elk
cv-circuit afzonderlijk de warmtepompfunctie kunnen waarborgen.
Waarborg, dat minimaal 4 radiatorkranen van het ongemengde cv-circuit
volledig zijn geopend en voor het gemengde cv-circuit (vloer) minimaal
²
22 m
vloeroppervlak ter beschikking staat. In dit geval worden in de re-
ferentieruimten van beide cv-circuits temperatuurregelaars geadvi-
seerd, zodat met de gemeten kamertemperatuur bij de berekening van
de aanvoertemperatuur rekening kan worden gehouden. Onder bepaal-
de omstandigheden kan de elektrische bijverwarming worden geacti-
veerd, om een volledige ontdooifunctie te waarborgen. Wanneer beide
cv-circuits identieke bedrijfstijden hebben, heeft het gemengde cv-cir-
cuit geen minimaal oppervlak nodig, omdat met de 4 constant door-
stroomde radiatoren de warmtepompfunctie wordt gewaarborgd. Een
temperatuurregelaar wordt in het bereik van de geopende radiatorkra-
nen geadviseerd, zodat de buiteneenheid de aanvoertemperatuur auto-
matisch aanpast.
Alleen gemengde cv-circuits (geldt ook voor cv-circuit met ventila-
torconvectoren)
Om te waarborgen, dat voldoende energie voor de ontdooiing beschik-
baar is, is een buffervat met minimaal 50L voor de groottes 2-6 en 100L
voor de groottes 8-15 nodig.
Daarvoor is dan een extra cv-pomp nodig.
4.6
Voorbereidende buisaansluitingen
De kogelkraan met de deeltjesfilter wordt in de retour van de cv-installa-
tie horizontaal gemonteerd. Let op de doorstroomrichting van de filter.
De afvoerbuis van het overstortventiel in de binneneenheid moet be-
schermd tegen bevriezing worden gemonteerd, de afvoerbuis moet
zichtbaar eindigend naar een afvoer worden geleid.
4.7
Opstellen
▶ Voer de verpakking af overeenkomstig de instructies daarop vermeld.
▶ Pak de meegeleverde toebehoren uit.
Installatievoorbereiding
7