▶ Warm water aftappen of de stooklijn verhogen, om een vraag te gene-
reren (eventueel de instelling voor cv-bedrijf af bij hogere buiten-
temperatuur veranderen).
▶ Controleer, of de buiteneenheid start.
▶ Zorg ervoor dat er geen actuele alarmen aanwezig zijn (zie handlei-
dingen van de bedieningseenheid).
-of-
▶ Storingen conform de handleidingen van de bedieningseenheid op-
lossen.
▶ Bedrijfstemperaturen conform de handleiding van de bediening-
seenheid controleren.
6.3.1
Bedrijfstemperaturen
Controleer de bedrijfstemperaturen tijdens cv-bedrijf (niet in warmwa-
terbedrijf).
Voor optimale werking van de installatie moet het debiet in de warmte-
pomp en de cv-installatie worden gecontroleerd. Voer de controle uit na
10 minuten warmtepompbedrijf bij hoog compressorvermogen.
Het temperatuurverschil voor de warmtepomp moet voor de verschillen-
de cv-installaties worden ingesteld.
▶ Bij vloerverwarming 5 K als temperatuurverschil Stel verwarmen in.
▶ Bij radiatoren 8 K als temperatuurverschil Stel verwarmen in.
Deze instellingen zijn voor de warmtepomp optimaal.
Controleer het temperatuurverschil bij hoog compressorvermogen:
▶ Open het diagnosemenu.
▶ Monitorwaarden kiezen.
▶ Selecteer de warmtepomp.
▶ Kies de temperaturen.
▶ Aanvoertemperatuur primair (warmtegeleider uit, sensor TC3) en re-
tourtemperatuur (warmtegeleider in, sensor TC0) in cv-bedrijf afle-
zen. De aanvoertemperatuur moet hoger zijn dan de
retourtemperatuur.
▶ Bereken het verschil TC3–TC0.
▶ Controleer, of het verschil overeenkomt met de voor cv-bedrijf inge-
stelde deltawaarde.
Bij te hoog temperatuurverschil:
▶ Cv-installatie ontluchten.
▶ Reinig de filter/zeef.
▶ Controleren buisafmetingen.
Temperatuurverschil in de cv-installatie
▶ Vermogen op de cv-pomp PC1 zodanig instellen, dat het volgende
verschil wordt bereikt:
▶ Bij vloerverwarming: 5 K.
▶ Bij radiatoren: 8 K.
Compress 3000 AWBS – 6720892226 (2020/06)
7
Onderhoud
GEVAAR:
Gevaar voor elektrische schokken!
▶ Schakel, voordat werkzaamheden aan de elektrische installatie wor-
den uitgevoerd, de hoofdvoeding uit.
OPMERKING:
Vervormingen door warmte!
Bij te hoge temperaturen vervormt het isolatiemateriaal (EPP) in de bin-
neneenheid.
▶ Bescherm bij soldeerwerkzaamheden in de warmtepomp het isola-
tiemateriaal met warmtebestendig materiaal of vochtige doeken.
▶ Gebruik alleen originele wisselstukken!
▶ Bestel reserve-onderdelen conform de reserveonderdelenlijst.
▶ Vervang gedemonteerde dichtingen en O-ringen door nieuwe exem-
plaren.
Bij een inspectie moeten de hierna beschreven werkzaamheden worden
uitgevoerd.
Geactiveerde alarmen weergeven
▶ Controleer het alarmprotocol (handleiding voor de besturing).
Werkingscontrole
▶ Functietest uitvoeren ( hoofdstuk 6.3).
Stroomkabel leggen
▶ Controleer de stroomkabel op mechanische beschadiging. Bescha-
digde kabel vervangen.
7.1
Deeltjesfilter
De filter voorkomt, dat deeltjes en verontreinigingen in de warmtepomp
terecht komen. In de loop der tijd kan de filter verstoppen en moet wor-
den gereinigd.
Voor het reinigen van de filter hoeft de installatie niet te worden afgetapt.
Filter en afsluiter zijn geïntegreerd.
Reiniging van de filter
▶ Sluit het ventiel (1).
▶ Schroef de dop (met de hand) af (2).
▶ Neem de filter eruit en reinig hem onder stromend water of met pers-
lucht.
▶ Monteer de filter terug. Zorg er voor een juiste montage voor, dat de
geleidingen in de uitsparingen op het ventiel passen.
Onderhoud
21