Inhoudsopgave
Advertenties
4 - BEDIENINGSINSTRUCTIES
Tijdens het werken op een helling wordt de machine on-
stabiel, raakt uit balans en wordt deze moeilijk te bedie-
nen. Volgende bedieningsvoorschriften moeten daarom
strikt nageleefd worden.
Als de voorziene bouwplaats op een hellend terrein is
gelegen, moet een hard horizontaal werkterrein worden
voorzien om de machine op te plaatsen. Voer nooit wer-
ken uit op hellingen met een hellingsgraad hoger dan 10°.
Alleen om een specifieke werkzone te bereiken is het toe-
gelaten om hellingen tot 20° omhoog te rijden. Raadpleeg
"Rijden met de machine - Voorzorgsmaatregelen bij het rij-
den op hellingen" om een idee te krijgen van de geschikte
2
SMIL16MEX3166AB
bedieningspraktijken en voorzorgsmaatregelen bij het rij-
den op hellingen.
LET OP: De max. hellingsgraad die de machine aankan
is 30° ( 58%). Laat de motor nooit draaien wanneer de
helling van de machine 30° of meer bedraagt. De motor
of het hydraulische systeem kunnen beschadigd raken.
Werk met de onderwagen naar de helling gericht, nooit
in de dwarsrichting. Houd de reductietandwielen voor het
rijden altijd in de richting van de voet van de helling. Laat
het blad neer en steek de tanden in de grond.
Zorg dat er rond de machine een veilige werkruimte is
die even groot moet zijn als de maximale reikwijdte van
het voorste werktuig plus 2 m (6.6 ft). Het is aanbevo-
len om een extra persoon op het terrein buiten de veilige
werkruimte te hebben als richtingaanwijzer. Deze kan dan
aanwijzingen geven en de machinebestuurder indien no-
dig waarschuwen.
Behoud het maximale motortoerental.
Schakel altijd de modus lage rijsnelheid in.
Bedien de hendels voorzichtig, want plotselinge bewegin-
gen kunnen de machine doen slippen of omkantelen.
Laat de giek niet volledig omhoog en beperk de zwenkbe-
weging naar de onderzijde van de helling als de bak gela-
den is. Vermijd ook zwenkbewegingen met zware werk-
tuigen om de balans van de machine niet in gevaar te
brengen.
4-11
Advertenties
Inhoudsopgave
Probleemoplossen
