Aparte werkterreinen
Het kan in bepaalde gevallen handig zijn om meerdere
werkterreinen te creëren:
• Als de grasoppervlakten niet met elkaar in verband staan.
• Wanneer de ene oppervlakte aanzienlijk kleiner is dan de andere
en ze alleen door een lange smalle passage zijn verbonden.
Het laadstation en de zoeklus moeten in het hoofdgebied
worden geplaatst, d.w.z. het grootste werkterrein. De begrenz-
ingslus wordt vervolgens volgens de installatie-aanwijzingen
aan de buitenrand van het werkterrein van de Auto Mower
gelegd, zie „Installatie van begrenzingslus". Het bijgebied of de
bijgebieden worden gemaakt door de begrenzingslus te leggen
als „omgekeerde eilanden", d.w.z. „het eiland" wordt buiten het
werkterrein gelegd in plaats van erin. Zie afbeelding.
De Auto Mower moet dan handmatig tussen de verschillende
werkterreinen worden verplaatst omdat het automatisch
opladen van de batterij alleen maar functioneert in het
hoofdgebied. Om het handmatige werk te vergemakkelijken, zie
het hoofdstuk „Instellingen" (Het maaien van het bijgebied).
Op een volledig opgeladen batterij maait de Auto Mower
ongeveer 2-3 uur of 200-300 m
de batterij en de lengte van het gras.
Bijgebied
Hoofdgebied
Installatie van laadstation
Het laadstation bestaat uit twee
delen; het benedendeel (met
geleidegleuven en aansluitblok)
en de dokunit. De beide delen
worden, ieder voor zich, in de
grond bevestigd met de
meegeleverde krammen.
In de gleuven op het
benedendeel moeten de
inkomende uiteinden van de
luskabels gelegd worden. Het is
belangrijk dat de kabels in de
goten die op het benedendeel
zitten worden gelegd. De
dokunit wordt vervolgens boven
op het benedendeel geplaatst.
Voordat de dokunit stevig met de krammen in de grond
bevestigd wordt kan het nodig zijn hem zijwaarts af te stellen
zodat de Auto Mower gecentreerd dokt en zodat de laadstiften
goed contact maken met de contactplaten van het laadstation.
6
– Nederlands
INSTALLATIE
2
, afhankelijk van de leeftijd van
Het is ook belangrijk dat het laadstation verticaal vlak staat. Het
laadstation moet op een vlakke ondergrond geplaatst worden.
De plaats voor het station waar de maaier moet staan, moet
ook vlak zijn en er mogen geen kuilen zijn. Dit om ervoor te
zorgen dat de laadstiften van de maaier goed elektrisch contact
maken met de contactplaten van het laadstation.
Op het benedendeel zit een
aansluitblok. De
laagspanningskabel, de kabels
van de zoeklus en de
begrenzingslus moeten worden
aangesloten op dit aansluitblok.
Zie „Installatie, stap voor stap".
Het is belangrijk dat de kabels
van de begrenzings- en de
zoeklus in de kabelgoten
worden gelegd.
Op het laadstation bevindt zich een terugverende schakelaar
voor een functietest. Een constante bliep wanneer de schake-
laar wordt aangezet, geeft aan dat het laadstation stroom heeft
en dat de zoek- en begrenzingslussen gesloten zijn. Een
onderbroken bliep geeft aan dat het laadstation stroom heeft,
maar dat de zoek en/of begrenzingslussen niet gesloten zijn.
Voor de beste werking moeten er twee vrije zones van 40 cm
aanwezig zijn aan beide korte zijdes van het laadstation. De
begrenzingkabels moeten daarom uit het laadstation lopen in
lijn met de buitenkant. Onder het laadstation moeten de
begrenzingskabels schuin naar buiten naar de hoek van het
laadstation worden getrokken. De laagspanningskabel kan het
beste door het gat in de dokunit worden getrokken.
40x40
cm
40x40
cm