Aansluitschema Allure met koelset Regel- en beveiligingsschema condensingunit type DXCZ Aansluitschema Allure verwarmen/koelen met Chronotherm IV bij koppeling meerdere Allure toestellen Service Service-onderdelen Bijlagen Inbedrijfstellingsrapport Brink koelsysteem Installatiecontrole-, vacumeer- en vulcertificaat Bedieningsinstructie Brink koelinstallatie Naamplaat koeling Installatievoorschriften Allure met koeling december 2005...
Met de combinatie van een luchtverwarmingssysteem en een kende monteur worden uitgevoerd! Brink koelset is het mogelijk zowel in de zomer als in de winter de binnentemperatuur op de juiste waarde te regelen. De in te vullen rapporten (zie voorbeelden bijlage 2 en 3) moeten Een Brink koelset bestaat uit een luchtgekoelde condensingunit conform de Stek-eisen worden ingevuld en worden gearchiveerd.
Hoofdstuk 1 Uitvoering 1.2 Samenstelling koelsets Er zijn voor de Allure luchtverwarmers verschillende typen koel- Elke koelset type Allure bestaat uit een condensingunit en een sets leverbaar. koelblok in Upflow of Downflow uitvoering. Hierbij zijn de afmetingen zo gekozen dat deze zonder aanpas- singen kunnen worden geïnstalleerd: type Allure luchtverwarmer type koelset...
Uitvoering Hoofdstuk 1 1.3 Condensingunit DXCZ De condensingunit type DXCZ bestaat uit een hermetisch geslo- winterregeling. Deze regeling garandeert ook een perfecte wer- ten compressor en een lucht gekoelde condensor. De condensing- king bij lage buitentemperaturen. Voor eventuele wijzigingen unit is voorzien van een axiaal ventilator (bij type DXCZ 371 twee van instellingen van deze winterregeling zie de bij de conden- ventilatoren).
Pagina 8
Hoofdstuk 1 Uitvoering Figuur 3. Condensingunit type DXCZ 351 4318-D Figuur 4. Condensingunit type DXCZ 371 4319-C Installatievoorschriften Allure met koeling december 2005...
Uitvoering Hoofdstuk 1 1.4 Koelblok Het koelblok bestaat uit een geëpoxeerde plaatstalen ommante- Onder het lamellenblok is een lekbak geplaatst om het conden- ling met daarin een directe expansie verdamper. saat uit de gekoelde lucht op te vangen. Voor Upflow en Downflow luchtverwarmers worden verschillende Tevens zijn alle koelblokken uitgevoerd met een ontdooithermo- koelblokken toegepast i.v.m.
Opstellen condensingunit Hoofdstuk 2 2.1 Controle Direct na aankomst van de condensingunit op het werk dient te vermelden en de leverancier hiervan in kennis te stellen. deze op eventuele transportschade te worden gecontroleerd. In- De condensingunit moet worden vervoerd m.b.v. een steekwagen dien schade wordt geconstateerd, dient men dit op de vrachtbrief en mag niet worden verplaatst d.m.v.
Hoofdstuk 2 Opstellen condensingunit 2.4 Leidinglengten Wanneer bij een condensingunit tevens een bijbehorende monta- raadpleeg dan de onderstaande tabel voor de hierbij behorende geset (zie paragraaf 3.4) wordt besteld dan is hierbij voldoende leidingdiameters. aansluitmateriaal aanwezig voor een aansluitlengte van 15 meter. De maximale leidinglengte is voor de DXCZ 221 en DXCZ 351 is 25 m Wanneer men een langere leidinglengte wil gaan toepassen, en voor de DXCZ 371 is 40 m, maximaal hoogteverschil is voor de...
Opstellen condensingunit Hoofdstuk 2 2.5 Plaatsing koelblok Het koelblok wordt op of onder de luchtverwarmer geplaatst, af- Na plaatsing van het Upflow koelblok moet deze met parkers aan hankelijk van het type luchtverwarmer. de zijranden van de luchtverwarmer worden vastgeschroefd. Tussen het Downflow koelblok en de luchtverwarmer moet tocht- Wanneer het koelblok is gemonteerd kan de standaard luchtkast band (= bijgeleverd) worden aangebracht ter voorkoming van...
Hoofdstuk 3 Aansluiten koelblok 3.1 Aansluiten koelleidingen Bij het werken met koelleidingen dient men schoon en droog te Voor het ophangen en beugelen van de leidingen moet men ko- werken. peren of PVC ophangmateriaal gebruiken. Beslist geen stalen op- De doppen of het platgeknepen eind van het koelblok pas verwij- hangmateriaal i.v.m.
Aansluiten koelblok Hoofdstuk 3 3.3 Condensafvoer Alle gemonteerde koelblokken moeten worden voorzien van een moet worden. Het condenswater kan zonder bezwaar via de condensafvoer. De afvoer van het condenswater geschiedt bij het binnenriolering worden afgevoerd zie (zie NEN 3287). koelblok (ø15) door een slang welke aan de lekbak gemonteerd 1 = trechter 2 = stankafsluiter 3 = aansluitleiding...
Pagina 16
Hoofdstuk 3 Aansluiten koelblok Figuur 10. Leidingschema koelset B-16 HR (D) met condensingunit DXCZ 221 5195-D Installatievoorschriften Allure met koeling december 2005...
Pagina 17
Aansluiten koelblok Hoofdstuk 3 Figuur 11. Leidingschema koelset B-25 HR (D) met condensingunit DXCZ 351 5196-D Installatievoorschriften Allure met koeling december 2005...
Pagina 18
Hoofdstuk 3 Aansluiten koelblok Figuur 12. Leidingschema koelset B-40 HR (D) met condensingunit DXCZ 371 5197-D Installatievoorschriften Allure met koeling december 2005...
In werking stellen en inregelen Hoofdstuk 4 Voordat de koelinstallatie in werking gesteld kan worden, dient men nog enige handelingen en controles uit te voeren. 4.1 Lekkage controle Wanneer alle leidingen zijn aangesloten, moet men, voordat de Zet leidingen met gas uit stikstoffles via meterblok onder installatie in werking wordt gesteld, het systeem op lekkage con- druk (1,0 of 1,3 x M.W.D.=max.
Hoofdstuk 4 In werking stellen en inregelen 4.4 Opstarten koelinstallatie Voor het opstarten van de koelinstallatie moeten de volgende 4. Controleer of compressor en condensorventilator draaien. handelingen worden verricht: 5. Controleer of de ventilator in luchtverwarmer op de juiste 1. Draai de afsluitdoppen af van de afsluiters op de condensing- luchthoeveelheid draait.
In werking stellen en inregelen Hoofdstuk 4 4.6 Bijvullen koelmiddel Alle condensingunits zijn voorgevuld voor 5 m koelleiding. 3. Sluit vulslang aan op servicefles en meterblok. Per meter koelleiding die extra is geïnstalleerd dient men extra koelmiddel volgens onderstaande tabel toe te voegen (max. 10% 4.
Hoofdstuk 5 Onderhoud 5.1 Onderhoud Aan de koelinstallatie moet jaarlijks onderhoud worden verricht. Controleer het ampérage van de condensingunit. Bij een onderhoudsbeurt dienen de volgende werkzaamheden te worden gedaan; Controleer de werking van het koelsysteem d.m.v. inschakelen van de koeling op ruimtethermostaat. Maak de binnenzijde van de condensingunit schoon (blade- ren, etc.
Pagina 23
Installatievoorschriften voor de Elektrotechnische Installateur Installatievoorschriften Allure met koeling december 2005...
Hoofdstuk 6 Elektronische aansluitingen (volgens NEN 1010) 6.1 Elektrische aansluitingen De elektrische aansluitingen dienen door een erkend installateur Let op: De in het koelblok gemonteerde ontdooithermostaat te geschieden overeenkomstig de eisen van het plaatselijk ener- moet in serie met de aansturing van de condensingunit giebedrijf.
Elektronische aansluitingen (volgens NEN 1010) Hoofdstuk 6 6.5 Aansluitschema Allure-serie met koelset De koeling kan vanaf de modulerende ruimtethermostaat in werking worden gesteld door meermaals op de ventilator toets te druk- ken totdat op het display het koelsymbool ( ) verschijnt. E1655-D Installatievoorschriften Allure met koeling december 2005...
Elektronische aansluitingen (volgens NEN 1010) Hoofdstuk 6 6.7 Aansluitschema Allure verwarmen/koelen met Chronotherm IV bij koppeling meerdere Allure toestellen E2096-A Installatievoorschriften Allure met koeling december 2005...
Artikelcode : 505171 Aantal Wijzigingen voorbehouden Brink Climate Systems B.V streeft steeds naar verbetering van pro- ducten en behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande ken- nisgeving veranderingen in de specificaties aan te brengen Installatievoorschriften Allure met koeling december 2005...