Download Print deze pagina

Ford FOCUS 2013 Instructieboekje pagina 245

Advertenties

Gebruik alleen sneeuwkettingen van 12
millimeter of kleiner bij 215/55 R 16 banden.
Gebruik alleen sneeuwkettingen van 10
millimeter of kleiner bij 215/50 R 17 banden.
Monteer alleen sneeuwkettingen op de
voorwielen.
Uitvoeringen met
stabiliteitsregeling (ESP)
Uitvoeringen met stabiliteitsregeling (ESP)
kunnen een wat ongebruikelijke
rijkarakteristiek vertonen, hetgeen kan
worden verminderd door het
aandrijfregelsysteem (traction control) uit
te schakelen. Zie Gebruik maken van
stabiliteitsregeling (bladzijde 147).
BANDENSPANNINGCON-
TROLESYSTEEM
WAARSCHUWINGEN
Het systeem ontheft u niet van de
verantwoording om regelmatig de
bandenspanning te controleren.
Het systeem waarschuwt u alleen
voor een lage bandenspanning. Het
pompt de banden niet op.
Rijd niet met een aanzienlijk te lage
bandenspanning. Hierdoor kunnen
de banden oververhit raken en
worden beschadigd. Een te lage
bandenspanning verhoogt het
brandstofverbruik, verkort de levensduur
van de banden en heeft een nadelige
invloed op de rijeigenschappen.
LET OP
Buig of beschadig de ventielen niet
wanneer u de banden oppompt.
Laat banden door goed opgeleide
monteurs monteren.
Focus (CB8) Vehicles Built From: 26-08-2013, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Velgen en banden
Het detectiesysteem
bandenspanningsverlies waarschuwt
ingeval van een luchtdrukwijziging in een
van de banden. Dit vindt plaats via de
ABS-sensoren die de rollende omtrek van
de wielen registreren. Wanneer de rollende
omtrek verandert, dan geeft dit een lage
spanning aan in een band. Er wordt een
waarschuwingsbericht weergegeven in de
informatiedisplay en de
berichtencontrolelamp gaat branden. Zie
Infoberichten (bladzijde 91).
Wanneer een waarschuwingsbericht voor
een lage bandenspanning op de
informatiedisplay wordt weergegeven,
controleer dan de bandenspanning zo
spoedig mogelijk en breng deze op de
voorgeschreven waarde. Zie Technische
specificatie (bladzijde 244).
Wanneer dit regelmatig voorkomt, laat dan
zo snel mogelijk de oorzaak vaststellen en
verhelp de storing.
Naast een te lage bandenspanning of een
beschadigde band kunnen de volgende
situaties van invloed zijn op de rollende
omtrek:
N.B.: Het systeem functioneert naar
behoren, maar de detectietijd kan wellicht
toenemen.
Systeem resetten
N.B.: Reset het systeem niet wanneer met
de auto wordt gereden.
N.B.: Het systeem moet worden gereset na
een afstelling van de bandenspanning of
een bandenwissel.
243
Ongelijke belading.
Gebruik van een aanhanger of een
heuvel op en af rijden.
Gebruik van sneeuwkettingen.
Rijden op zachte ondergrond zoals
sneeuw of modder.

Advertenties

loading