Algemene voorzorgsmaatregelen en waarschuwingen
De volgende paragraaf geldt voor alle andere implantaattypes (CONCERTO, SONATATI
PULSARCI
, C40+, C40)
100
LET OP BIJ MRI
MRI is alleen mogelijk bij patiënten met cochleaire of gehoorhersenstamimplantaten
met gespecifi ceerde modellen van MRI-machines. Het is bewezen dat deze implantaten
geen bekend gevaar vormen in magnetische veldsterkten van 0,2 T, 1,0 T en 1,5 T (zonder
chirurgische verwijdering van de interne magneet) wanneer men zich houdt aan de
volgende aanbevelingen en richtlijnen voor de veiligheid. Men dient de arts/MRI-operator
altijd te informeren dat een patiënt een gebruiker van een cochleair implantaat of een
gehoorhersenstamimplantaat is en dat men speciale veiligheidsaanbevelingen en richtlijnen
dient te volgen.
Veiligheidsaanbevelingen en richtlijnen voor MRI-scannen:
•
MRI-scanner met statische magnetische veldsterkte van alleen 0,2 T, 1,0 T of 1,5 T. Geen
andere veld- sterkten zijn toegestaan. (Bij gebruik van andere veldsterkten is letsel bij de
patiënt en/of beschadiging van het implantaat mogelijk.)
•
MRI-scan niet eerder dan 6 maanden na implantatie. (Uitvoering van een MRI in een
eerdere fase kan resulteren in verplaatsing van het implantaat en/of beschadiging van
het implantaat.)
•
Er is een minimale dikte van het bot onder de implantaatmagneet van 0,4 mm nodig
om bestand te zijn tegen krachten van 5 N (komt overeen met een zwaartekracht
van ongeveer 0,5 kg) of tot maximaal 9 N voor het C40 cochleaire implantaat. (In een
MRI-scanner werken torsiekrachten in op de implantaatmagneet, die rotationele druk
uitoefent: het apparaat zal proberen te draaien om in lijn te komen met krachtlijnen. De
resulterende krachten op de randen van het implantaat worden gecompenseerd door
het craniale bot en de huidflap. Bot onder de implantaatmagneet dient dik genoeg te zijn
om bestand te zijn tegen deze toegepaste krachten.)
•
Patiënten met mechanisch beschadigde implantaten mogen geen MRI ondergaan. (Het
negeren van deze richtlijn zou kunnen resulteren in letsel bij de patiënt.)
Veiligheidsrichtlijnen:
•
Voordat patiënten een MRI-ruimte binnengaan dienen alle externe componenten van
het implantaatsysteem (audio-processor en accessoires) te worden verwijderd. Voor
veldsterkten van 1,0 T of 1,5 T moet een ondersteunend hoofdverband over het implantaat
worden geplaatst. Een ondersteunend hoofdverband kan een elastisch verband zijn dat
ten minste drie keer strak om het hoofd wordt gewikkeld (zie Fig. A). Het verband moet
strak zitten, maar mag geen pijn veroorzaken.
•
Oriëntatie van het hoofd: bij 1,0 T en 1,5 T systemen moet de lengteas van het hoofd
parallel zijn aan het magnetische hoofdveld van de scanner. Dit is bijvoorbeeld het geval
wanneer de patiënt op de rug ligt terwijl het hoofd recht wordt gehouden. De patiënt
46
,
100