15. Capaciteitscurves
15.1 Richtlijnen voor capaciteitscurven
Elke pompinstelling heeft zijn eigen capaciteitscurve (QH-curve).
Een vermogenscurve (P1-curve) behoort bij elke QH-curve. De vermogenscurve toont het stroomverbruik van de pomp (P1) in watt bij
een gegeven QH-curve.
De P1-waarde komt overeen met de waarde die kan worden afgelezen van het display van de pomp. Zie afb. 18:
Afb. 18 Capaciteitscurven in relatie tot pompinstelling
Instelling
Pompcurve
PP1
Laagste proportionele drukcurve
PP2
Hoogste proportionele drukcurve
(fabrieksinstelling)
CP1
Laagste constante drukcurve
CP2
Hoogste constante drukcurve
III
Constant toerental, III
II
Constant toerental, II
I
Constant toerental, I
Voor nadere informatie over pompinstellingen raadpleegt u para-
grafen
9.4 Lichtbalken die de instelling van de pomp weergeven
10. Instellen van de pomp
12. Pompinstellingen en
pompcapaciteit.
POWER
AUTO
ADAPT
H
P 1
ON
PP1
CP1
PP2
CP2
II
I
II
I
15.2 Curvecondities
De onderstaande richtlijnen gelden voor de capaciteitscurven op
de volgende pagina's:
•
Testvloeistof: water zonder lucht.
•
De curven zijn van toepassing op een dichtheid van ρ = 983,2
3
kg/m
en een vloeistoftemperatuur van +60 °C.
•
Alle curven laten gemiddelde waarden zien en moeten niet
beschouwd worden als gegarandeerde curven. Als een speci-
fieke minimale capaciteit vereist is, dan moeten er afzonder-
lijke metingen worden gedaan.
•
De curven voor toerental I, II en III zijn gemarkeerd.
•
De curven zijn van toepassing op een kinematische viscositeit
2
van = 0,474 mm
/s (0,474 cSt).
III
Q
III
Q
19