Vereisten voor gebruik
Elektrisch
●
Zorg ervoor dat de lijnspanning voldoet aan de vereisten. Zie
informatie.
●
Gebruik het meegeleverde netsnoer. Steek de stekker direct in een geaard stopcontact. Gebruik geen
verlengsnoer om het netsnoer te verlengen. de resulterende verlaging van de spanning kan de printer
beschadigen.
●
Gebruik de hulpstroomvoorziening van 24 volt (meegeleverd in de accessoirekit met universele
adapters) om het behoud van vacuüm naar de printkoppen te behouden wanneer de printer wordt
uitgeschakeld of bij stroomstoringen. Verbind de 24 VDC-aansluiting op de vacuümassemblage met een
van de volgende twee:
◦
Ononderbroken stroomvoorziening: door klant geleverde ononderbroken stroomvoorziening met
uitvoerspanning van 100-240 VAC, 50/60 Hz, minimaal 15 watt, verzorgt accu-backup voor het
vacuümsysteem in geval van een stroomstoring.
◦
Stopcontact – 100-240 VAC, 50/60 Hz, zorgt voor tijdelijke stroom voor het vacuümsysteem
wanneer de printer moet worden uitgeschakeld voor onderhoud. Zie Bijlage A, Technische
specificaties, voor meer informatie.
●
Sluit de printer aan op een afzonderlijk elektrisch circuit. Sluit de RIP, hulpvoeding of ononderbroken
stroomvoorziening niet aan op de hetzelfde circuit als de printer.
Omgeving
●
Zorg ervoor dat de ruimte goed is geventileerd, met een temperatuur en relatieve luchtvochtigheid
binnen de specificaties. Het afdrukken gebeurt optimaal indien de waarden binnen dit bereik vallen. Zie
Specificaties op pagina 103
●
Het krachtige uv-licht van de uithardingslampen reageert met zuurstof en produceert ozon. Deze
productie is vaak het meest intensief tijdens het opstarten van de lampen. De printer moet worden
gebruikt in een goed geventileerde ruimte om lichte effecten zoals hoofdpijn, vermoeidheid en droogte
van de luchtwegen te voorkomen. Bij normale luchtbeweging wordt de ozon vermengd met verse lucht,
waardoor deze weer zuurstof wordt.
●
Bewaar de media en inkt in een ruimte met vergelijkbare temperatuur en luchtvochtigheid als de
printer.
●
Plaats de printer op een plaats waar deze kan worden verbonden met de RIP via de meegeleverde kabel.
●
Plaats de printer op een vlakke en effen grond.
●
Plaats de printer op een plaats waar het geluid van de werking geen overlast geeft voor stille
werkruimtes.
●
Installeer de printer niet in de buurt van luchtbevochtigers, koelkasten, ventilatoren, waterkranen,
verwarmingstoestellen of soortgelijke apparatuur.
●
Installeer de printer niet in gebieden waar de temperatuur snel kan veranderen, zoals bij
airconditioning-installaties, in direct zonlicht of bij open deuren of vensters.
●
Stel de printer niet bloot aan vlammen of stof.
RIP
De printer ontvangt afdruktaken van een ondersteunde Raster Image Processor (RIP). De RIP wordt
geïnstalleerd en aangesloten tijdens het installatieproces van de printer.
2
Hoofdstuk 1 Inleiding
voor meer informatie.
Specificaties op pagina 103
voor meer
NLWW