4
5
Menu Afdrukopties
●
Print Position and Eject Direction (Afdrukpositionering en uitwerprichting): deze menuoptie beheert
twee samenhangende functies die u in staat stellen te bepalen hoe uw afdruktaken op de velingevoerde
media worden gepositioneerd en hoe de vellen worden uitgeworpen:
◦
Print Position (Afdrukpositionering): als de afgedrukte afbeelding niet de breedte van de media
vult, kunt u de afgedrukte afbeelding helemaal links (het dichtst bij het bedieningspaneel of aan
de kant van de gebruiker), helemaal rechts, centraal of genest op de media plaatsen (als Auto
Eject Off (Automatisch uitwerpen uitschakelen) is geselecteerd).
◦
Eject Direction (Uitwerprichting): u kunt na iedere afdruktaak kiezen of de media worden
uitgeworpen aan de invoer- of uitvoerzijde of het automatisch uitwerpen uitschakelen.
Zie
Positionerings- en uitwerpopties op pagina 30
●
Space Between Prints (Ruimte tussen afdrukken) (rolingevoerd): stel de witte ruimte tussen
afdruktaken in op tussen .
●
Measure media (Media meten) (velingevoerd): voor voorgesneden media kunt u verschillende
nauwkeurigheidsniveaus kiezen om de linker (aan de kant van de gebruiker), rechter (aan de kant van
de printer) randen en voorrand van de media te vinden.
Selecteer eerst een metingsfrequentie (balans tussen precisie en snelheid):
◦
Measure only on first load (Alleen de eerste lading meten): slechts één keer meten nadat u de
media hebt geconfigureerd; het best voor een snelle doorvoer als een nauwkeurige plaatsing van
de afbeelding niet nodig is of als u de uitlijnpinnen voor de media gebruikt
◦
Measure on all loads (Alle ladingen meten): het best voor een nauwkeurige plaatsing van de
afbeelding, zoals bij het afdrukken van N-Up en rand tot rand
◦
Don't measure media (Media niet meten): het best voor een snelle doorvoer als een nauwkeurige
plaatsing van de afbeelding niet nodig is en er heel grote marges rond de afbeelding zitten.
Selecteer vervolgens een metingstype:
◦
Minimal (Minimaal): meet de breedte van de media één keer en vindt de voorrand aan de
rechterkant; geen scheeftrekkingsdetectie. Kies Minimal (Minimaal) voor de snelste doorvoer.
◦
Standard (Standaard): meet de breedte van de media één keer en vindt de voorste rand op twee
plaatsen om scheeftrekking te schatten
◦
One Edge (Eén rand) (beschikbaar als Measure on all loads (Alle ladingen meten) is geselecteerd):
meet de randen aan de kant van de gebruiker en printer op het eerste vel en de rand aan de kant
van de gebruiker op alle volgende vellen en de voorrand aan de rechterkant (geen
scheeftrekkingsdetectie). Enkel voor afdruktaken van één vel, niet beschikbaar voor meerdere
vellen N-UP. Werkt het best bij afdruktaken met bredere marges.
◦
Maximal (Maximaal): meet de breedte van de media op twee plaatsen om te scheeftrekking te
schatten. Kies Maximal (Maximaal) voor de grootste nauwkeurigheid en scheeftrekkingsdetectie
als u van rand tot rand afdrukt.
●
Measure media (Media meten) (rolingevoerd): voor rolingevoerde media kunt u verschillende
nauwkeurigheidsniveaus kiezen om de linker (aan de kant van de gebruiker), rechter (aan de kant van
de printer) randen van de media te vinden.
38
Hoofdstuk 6 Gebruik het bedieningspaneel
Calibrate (Kalibratie): geeft het menu Calibrate Printer (Printer kalibreren) weer. Zie
voor meer informatie.
Turn On Lamps/Turn Off Lamps (Lampen inschakelen/Lampen uitschakelen): stelt u in staat de uv-uithardingslampen
handmatig in of uit te schakelen.
De printer kalibreren op pagina 49
voor meer informatie.
NLWW