Regeling van de verwarmingscircuits
Therm-Control
Als de gewenste temperatuur op de sensor van de
Therm-Control te laag wordt, volgt vermogensreductie.
Daarbij worden de mengkleppen van de nagescha-
kelde CV-circuits dicht gezet.
Regeling van de aanvoertemperatuur
110
A
80
D
8K
+20
Buitentemperatuur in °C
Afb. 47
Maximumbegrenzing van de ketelwatertempera-
A
tuur (parameter "06" in de groep "Ketel")
Steilheid = 1,8 CV-circuit zonder mengklep
B
Steilheid = 1,2 CV-circuit met mengklep
C
Ketelwatertemperatuur (bij temperatuurverschil =
D
8 K)
Minimale ketelwatertemperatuur
E
(vervolg)
Temperatuurverschil:
■
Het temperatuurverschil is via parameter "0C" in de
groep "Alg." instelbaar.
■
Toestand bij levering 8 K.
■
Het temperatuurverschil is de waarde die de ketel-
watertemperatuur minimaal hoger moet zijn dan de
hoogste momenteel benodigde aanvoertemperatuur
van het CV-circuit met mengklep.
■
Installatie met één CV-circuit met mengklep:
De ketelwatertemperatuur wordt automatisch op 8 K
boven de gewenste aanvoertemperatuur van het CV-
B
circuit met mengklep geregeld.
Installatie met CV-circuit zonder mengklep en met
■
CV-circuits met mengklep:
De ketelwatertemperatuur wordt volgens een eigen
stooklijn aangehouden. Het temperatuurverschil van
C
8 K met de gewenste aanvoertemperatuur van de
CV-circuits met mengklep is bij levering ingesteld.
E
Verhoging van de verlaagde kamertemperatuur
Bij de werking met gereduceerde kamertemperatuur
-20
kan de gewenste gereduceerde kamertemperatuur
afhankelijk van de buitentemperatuur automatisch wor-
den verhoogd. De temperatuurverhoging vindt plaats
volgens de ingestelde stooklijn en maximaal tot de nor-
male gewenste kamertemperatuur.
De grenswaarden van de buitentemperatuur voor
begin en einde van de temperatuurverhoging kunnen
met de parameters "25" en "26" in groep "V.circuit..."
worden ingesteld.
Functiebeschrijving
115