210
Rijden en bediening
● de auto is van achteren aangere‐
den
● bij extreme temperatuurwisselin‐
gen
Lane keep assist
Lane keep assist helpt bij het voorko‐
men van botsingen, doordat de
rijstrook per ongeluk werd verlaten.
Een frontcamera bovenaan de voor‐
ruit kijkt naar de rijstrookmarkeringen
waartussen de auto rijdt. Wanneer de
auto de markeringen nadert, wordt
het stuurwiel licht verdraaid om de
auto binnen de rijstrook te houden.
De bestuurder voelt dan dat het stuur‐
wiel draait. Draai het stuurwiel in
dezelfde richting mee als het systeem
onvoldoende stuurt. Draai het stuur‐
wiel rustig in de tegenovergestelde
richting als u van rijstrook wilt wisse‐
len.
Wanneer het systeem stuurt om de
rijrichting van de auto te corrigeren,
knippert a geel op de instrumenten‐
groep.
Een waarschuwingsbericht op het
Driver Information Center en een
geluidssignaal waarschuwen u
wanneer er onmiddellijke actie van u
vereist is.
Het systeem detecteert geen onbe‐
doeld verlaten van de rijstrook
wanneer de richtingaanwijzers
worden bediend en gedurende 20 s
na uitschakeling van de richtingaan‐
wijzers.
Let op
Het systeem kan worden uitgescha‐
keld als het wegen waarneemt die te
smal, te breed of te kronkelig zijn.
Aan de volgende voorwaarden moet
zijn voldaan:
● de rijsnelheid moet tussen
65 km/h en 180 km/h liggen
● de bestuurder moet het stuurwiel
met beide handen vasthouden
● de verandering van rijrichting
gaat niet vergezeld van knippe‐
rende richtingaanwijzers
● de elektronische stabiliteitsrege‐
ling is geactiveerd maar werkt op
dat moment niet
● de auto is niet aangesloten op
een aanhanger of een elektrische
fietsdrager
● normaal rijgedrag (het systeem
detecteert een sportieve rijstijl,
d.w.z. bediening van het rempe‐
daal of het gaspedaal)
● wegen met slechte rijstrookmar‐
keringen
● er is geen reservewiel gemon‐
teerd
● de bestuurder moet actief rijden
tijdens de correctie
● de auto maakt geen scherpe
bocht