Inbedrijfstelling
Starten op gas
Werking op gas
Algemene veiligheidsfuncties
Starten op gas
Als de verwarmingsinstallatie warmte vraagt,
sluit het bedieningscircuit van de brander zich
en start het programma. Aan het einde van
het programma,
start de brander.
Er wordt een automatische
afdichtingscontrole van de gasklep
uitgevoerd bij ieder starten van de
brander of na elke onderbreking van de
brander.
De luchtklep wordt gesloten bij het
stoppen van de brander.
De elektrische servomotor zet de gesloten
luchtklep in de positie voor het volledige
vermogen, zodat de brander de
verbrandingskamer en de afvoerkanalen
ventileert met het vastgelegde luchtdebiet.
Korte tijd na het begin van de voorafgaande
ventilatie moet de beveiliging van luchtgebrek
omschakelen, na een vastgelegde tijd, naar
de werkpositie, dat wil zeggen dat de
minimale geregelde luchtdruk moet worden
bereikt en vastgehouden tot aan het
onderbreken van de brander. Als de duur van
de voorventilatie is verstreken, gaan de
luchtklep en de gasregelklep naar de positie
van de gedeeltelijke belasting. De
ontstekingstrafo wordt ingeschakeld.
Algemene veiligheidsfuncties
Als zich geen vlam vorm bij het starten van de
brander (brandstofvrijgave), wordt de brander
onderbroken aan het einde van de
veiligheidstijd (veiligstelling). Het doven van
de vlam tijdens de werking, een gebrek aan
lucht tijdens de voorventilatie en het
wegvallen van de luchtdruk tijdens de
werking van de brander, leiden tot het
onderbreken van de brander. Elk verdwijnen
van het vlamsignaal aan het einde van de
veiligheidstijd, of een vlamsignaal tijdens de
voorventilatie (controle op vreemd licht)
veroorzaakt een veiligstelling en de
branderautomaat wordt vergrendeld.
56
Na de tijd van de voorontsteking worden de
hoofdgaskleppen geopend en stroomt het
gas uit de injectoren, waar het wordt
gemengd in het mengtoestel met de
verbrandingslucht die afkomstig is van de
ventilator. Het gas-luchtmengsel wordt
rechtstreeks ontstoken door
hoogspanningsvonken op een van de
hulpinjectoren. Een stabiele vlam, bewaakt
door een UV-fotcel, moet zich tijdens de
eerste veiligheidstijd vormen. De ontsteking
stopt voor het einde van de veiligheidstijd. De
brander werkt met het minimale vermogen.
Het startprogramma is klaar.
Werking op gas
Als de vlam zicht heeft gevormd, blijft de
brander korte tijd op het
ontstekingsvermogen, dat een aparte
instelling heeft, en gaat daarna over naar het
minimale vermogen. Vervolgens is de
regeling van het vermogen toegelaten. De
werkpositie van de brander wordt daarmee
bereikt. Vanaf nu regelt de regelaar de
brander automatisch tussen gedeeltelijke en
volledige belasting.
De automaat kan na een
storingsonderbreking direct weer worden
ontgrendeld door op de resetknop te drukken.
De automaat kan na een
storingsonderbreking direct weer worden
ontgrendeld door op de resetknop te drukken.
De automaat gaat terug naar de startpositie
en begint met het weer inschakelen van de
brander. Bij stroomuitval stopt de regeling.
Na het herstellen van de spanning is een
automatische herstart mogelijk, op
voorwaarde dat er geen enkele andere
vergrendeling is geactiveerd, bijvoorbeeld
door het veiligheidscircuit. Bij elke storing
wordt in principe de brandstofaanvoer direct
onderbroken.
03/2016 - Art. Nr. 4200 1044 7902A
Naargelang de warmtebehoefte, wordt de
gecombineerde elektronische regelaar
aangestuurd door de vermogensregelaar en
stuurt op zijn beurt de servomotoren van de
gasregelklep en van de kleppen van de
luchtregeling aan, en vergroot of verkleint de
debieten in overeenstemming met de
programmering.
Met de continue regeling kan de brander op
elk punt tussen gedeeltelijke belasting en
volledige belasting worden gezet. Het
stoppen van de brander gebeurt op basis van
de acuele staat van de brander. Geadviseerd
wordt om de regelaar van de belasting zo te
programmeren dat het stoppen gebeurt bij
het minimale vermogen. Bij het stoppen van
de brander wordt de luchtklep gesloten
waardoor er geen koude lucht kan stromen
door de verbrandingskamer, de
warmtewisselaar en de schoorsteen. De
interne koelverliezen zijn tot het minimum
beperkt.
Let op: Als er stopkleppen zijn gemonteerd in
het rookgascircuit, moeten deze geheel open
staan tijdens de startfase om ieder risico van
explosie te voorkomen! Om deze reden is het
mogelijk het openen van de afsluitkleppen te
controleren door een openingscontact van de
klep op te nemen in het veiligheidscircuit van
de ketel.
Opgelet:
Er mag zich geen voorwerp dat aangezogen
zou kunnen worden (bijvoorbeeld
poetsdoeken, een handleiding) bevinden
binnen een afstand van 0,5 m rond de
luchtaanzuiging van de brander. De
aanzuiging van deze voorwerpen kan
storingen en gevaarlijke situaties in de
werking veroorzaken. Dit kan leiden tot een
defect, schade aan de omgeving, de
installatie, of zelfs verwondingen van
personen.
Bij gebruik van een gecombineerde
elektronische regelaar, kunnen alle signalen
van de werking en van storingen duidelijk
worden weergegeven op een optionele
bedienings- en weergavemodule.