Installatiehandleiding | Pumping Smart Card
Optie
Trip Starter (Uitschakeling starter)
Trip and Reset (Uitschakeling en reset)
Warn and Log (Waarschuwing en loggen)
Log Only (Alleen loggen)
6.6 Dieptebeveiliging
Dieptebeveiliging gebruikt de klemmen B13, B14 of C13, C14 op de smartcard.
•
B13, B14: Gebruik een analoge 4-20 mA-sensor.
•
C13, C14: Gebruik een normaal geopende (NO) digitale schakelaarsensor.
Dieptebeveiliging is altijd actief (gereed-, start-, bedrijfs- en stopmodus).
De smartcard schakelt de softstarter uit (trip) wanneer de diepte het geprogrammeerde uitschakelingsniveau overschrijdt. De
uitschakeling (trip) kan pas worden gereset wanneer de diepte is teruggekeerd naar een waarde boven het resetniveau (parameter
34-2 Depth Reset Level (Resetniveau diepte)).
Als de diepte nog niet naar een waarde boven het resetniveau is teruggekeerd wanneer de softstarter een automatische reset
uitvoert, schakelt de smartcard de softstarter opnieuw uit (trip).
6.6.1 Werking
A
B
C
Bedrijf
Gereed
A Uit (gereed)
C Startsignaal
E Beveiligingsrespons (parameter 36-3 Depth Sensor
(Dieptesensor en parameter 36-9 Well Depth (Putdiepte))
Afbeelding 8:
Werking – Dieptebeveiliging
Danfoss A/S © 2018.10
Functie
L E T O P
1
D
E
Tijd
B Dieptebeveiliging actief
D Beveiligingsgebeurtenis (parameter 34-1 Depth Trip Level
(Uitschakelingsniveau diepte))
1 Responsvertraging dieptebeveiliging (parameter 34-4 Depth
Response Delay (Responsvertraging diepte))
Configuratie
AN279052730268nl-000101 / 175R1183| 25