Installatiehandleiding | Pumping Smart Card
5 Werking
5.1 Bewaking
Gegevens van analoge of pulssensoren kunnen direct op het display van de softstarter worden weergegeven.
Als het optionele, externe LCP is geïnstalleerd, is er ook een realtimegrafiek beschikbaar.
•
Druk op [▵] of [▿] om in het grafiekscherm te schuiven.
•
Druk op het externe LCP op [GRAPH] om in te stellen welke gegevens er in de grafiek worden weergegeven.
5.2 Beveiliging en bewaking
De smartcard kan de softstarter stoppen of uitschakelen (trip) op basis van door de gebruiker geselecteerde niveaus voor hoge of lage
druk, diepte, temperatuur of flow.
De beveiligingsfuncties van de smartcard zijn altijd actief wanneer de softstarter in bedrijf is. De beveiligingsniveaus zijn in te stellen
via parametergroep 31 tot en met 35.
5.3 De softstarter beschermen, bewaken en regelen
Context:
De smartcard kan de softstarter automatisch starten en stoppen als reactie op een toenemende of afnemende druk of een
toenemende of afnemende diepte.
De beveiligingsfuncties van de smartcard zijn altijd actief wanneer de softstarter in bedrijf is. De smartcardbeveiliging wordt
niet beïnvloed door de commandobron.
Om de smartcard te gebruiken om de softstarter te regelen, moet u sensoren gebruiken die zijn aangesloten op B23, B24.
Als de resetingang actief is, werkt de softstarter niet. Als er geen resetschakelaar vereist is, monteer dan een brug over de
klemmen RESET, COM+ op de softstarter.
Procedure
1. Stel parameter 1-1 Command Source (Commandobron) in op Smart Card (Smartcard) of Smart Card+Clock (Smartcard+klok).
2. Stel parameter 33-1 Pressure Control Mode (Drukregelingsmodus) in op de gewenste optie.
3. Stel parameter 4-1 Auto-Start/Stop Mode (Autostart/-stopmodus) in op Enable (Inschakelen) om gebruik te maken van een planning
op basis van de klok.
Danfoss A/S © 2018.10
L E T O P
L E T O P
L E T O P
AN279052730268nl-000101 / 175R1183| 11
Werking