Installatiehandleiding | Pumping Smart Card
6.5.1 Drukregeling configureren
Procedure
1. Sluit de sensor aan op B23, B24.
2. Stel parameter 30-1 Pressure Sensor Type (Type druksensor) in op Analog (Analoog).
3. Stel parameter 30-2 tot en met 30-4 in volgens de sensorspecificaties.
4. Stel parameter 33-1 tot en met 33-5 in op de gewenste opties.
5. Stel parameter 1-1 Command Source (Commandobron) in op Smart Card (Smartcard) of Smart Card+Clock (Smartcard+klok).
6.5.2 Werking
Bij gebruik van een drukregeling zijn er 2 verschillende bedrijfsmodi:
•
Werking op basis van niveauregeling.
•
Werking op basis van druk.
6.5.2.1 Werking op basis van niveauregeling
Het vloeistofniveau in een opslagtank kan worden geregeld met behulp van een druksensor, vanwege het principe dat dieper water
een hogere druk uitoefent op de sensor.
Stel parameter 33-1 Pressure Control Mode (Drukregelingsmodus) in op Falling Pressure Start (Start bij afnemende druk) om de tank te
vullen of Rising Pressure Start (Start bij toenemende druk) om de tank te legen.
20 mA
1
B
2
A
3
4
4 mA
1 Parameter 32-1 High Pressure Trip Level (Uitschakelingsniveau
hoge druk)
3 Pomp heractiveren (parameter 33-2 Start Pressure Level
(Startdrukniveau))
A Pomp ingeschakeld (actief)
C Afnemend vloeistofniveau
Afbeelding 5:
Afnemende druk (tank vullen)
Danfoss A/S © 2018.10
C
D
A
Tijd
2 Pomp naar slaapmodus (parameter 33-4 Stop Pressure Level
4 Parameter 32-4 Low Pressure Trip Level (Uitschakelingsniveau
B Pomp uitgeschakeld (in slaapmodus)
D Toenemend vloeistofniveau
(Stopdrukniveau))
lage druk)
AN279052730268nl-000101 / 175R1183| 21
Configuratie