Onderhoud
Brandstoffilter
Onderhoudsinterval/Specificatie
Vervang het brandstoffilter na elke 100 bedrijfsuren
of elk jaar, waarbij de kortste periode moet worden
aangehouden.
Brandstoffilter vervangen
Na verwijderen nooit een vuil filter opnieuw aan de
brandstofslang monteren.
1.
Maaikoppeling (aftakas) uitschakelen,
parkeerrem in werking stellen en contactsleutel
op "OFF" draaien om de motor te stoppen.
Verwijder de sleutel.
2.
Brandstofkraan aan de brandstoftank dicht
draaien (fig. 29).
3.
Open de motorkap.
4.
Druk de uiteinden van de slangklemmen naar
elkaar toe en schuif ze weg van het filter (fig. 31).
5.
Trek het filter uit de brandstofslangen.
3
2
Figuur 31
1. Slangklem
2. Brandstofslang
32
1
1217
3. Filter
6.
Monteer een nieuw filter en schuif de
slangklemmen terug tot dicht bij het filter.
7.
Draai de brandstofkraan aan de brandstoftank
open (fig. 29).
8.
Sluit de motorkap.
Toesporing van de voorwielen
Onderhoudsinterval/Specificatie
Een correcte toesporing van de voorwielen is
belangrijk. Bij ongelijkmatige bandenslijtage,
beschadiging van de graszode of zwaar sturen kan
afstelling nodig zijn. Controleer de toesporing na elke
100 bedrijfsuren of eenmaal per jaar, waarbij de
kortste periode moet worden aangehouden (fig. 32).
Specificatie: 3,5-6,5 mm (1/8-1/4") toesporing van de
voorwielen.
Toesporing meten
1.
Maaikoppeling (aftakas) uitschakelen,
parkeerrem in werking stellen en contactsleutel
op "OFF" draaien om de motor te stoppen.
Verwijder de sleutel.
2.
Voorwielen aan de voorkant naar buiten drukken,
om de normale speling in de ophanging weg te
nemen.
3.
Meet de afstand tussen de velgen ter hoogte van
de assen aan de voor- en achterzijde van de
wielen (fig. 32).
4.
De afmeting aan de voorkant moet kleiner zijn
dan die aan de achterkant, volgens de
specificatie.