De tractiebediening afstellen
Als de tractiebediening niet werkt of slipt tijdens het
maaien, moet deze worden afgesteld.
1. Schakel de tractie uit.
2. Om de kabel strakker te zetten, moet u de voorste
contramoer op de kabel losdraaien en de achterste
contramoer aandraaien (Fig. 48) totdat een kracht van
5,4–7,3 kg nodig is om de tractiebediening in te
schakelen. Meet de kracht bij de bedieningsknop.
3. Draai de voorste contramoer op de kabel vast.
4. Controleer of de bediening werkt.
Figuur 48
1. Tractiekabel
De service–/parkeerrem
afstellen
Als de service–/parkeerrem slipt tijdens het gebruik, moet
deze worden afgesteld.
1. Zet de service–/parkeerremhendel op Uit.
2. Om de kabel strakker te zetten, moet u de voorste
contramoer op de kabel losdraaien en de achterste
contramoer aandraaien (Fig. 48) totdat een kracht van
2,7–4 kg nodig is om de rem in werking te stellen.
Meet de kracht bij de knop op de hendel. Stel de rem
niet zodanig af dat de remband aanloopt.
2. Kabel van
service–/parkeerrem
30
De bediening van de
messenkooi afstellen
Als de bediening van de messenkooi niet werkt of slipt
tijdens het maaien, moet deze worden afgesteld.
1. Zorg ervoor dat de tractiebediening correct is
afgesteld; zie De tractiebediening afstellen, blz. 30.
2. Om de kabel strakker te zetten, moet u de voorste
contramoer op de kabel losdraaien en de achterste
contramoer aandraaien (Fig. 49) (boven op de
versnellingsbak) totdat de kracht op de kabel van de
messenkooi de kracht op de hendel die wordt gemeten
bij de bedieningsknop, met nog eens 3,1–4,5 kg
verhoogt.
Opmerking: Als de kracht op de hendel van de
tractiebediening 5,4 kg bedraagt, moet de gecombineerde
kracht op de tractie en de messenkooi 8,6–10 kg bedragen.
Figuur 49
1. Kabel van de bediening van de messenkooi
3. Draai de voorste contramoer op de kabel vast.
4. Controleer of de bediening werkt.