Aanvullende info over de stappen
Emissiemeting
Na de inbedrijfstelling moet de stookinrichting door een gekwalificeerde vakman wor-
den goedgekeurd. Met een emissiemeting moet worden aangetoond dat de verwar-
mingsketel aan de actueel geldende emissiegrenswaarden voldoet. Om niet boven
die waarden te liggen, moet de verwarmingsketel correct werken. Daarbij hoort naast
de reiniging en het juiste opstoken ook de keuze van geschikt brandhout.
De Vitoligno 100-S is een vollastketel en
moet daarom met een voldoende grote
buffer worden gebruikt. Als de rookgas-
ventilator is uitgeschakeld of lager is
ingesteld, kunnen de vereiste emissie-
waarden niet worden bereikt. De buffer
moet daarom minstens 55 l per kW ketel-
vermogen hebben.
Voor de emissiemeting moeten de vol-
gende punten in acht worden genomen:
■ De verwarmingsketel moet minstens
een week gebruikt zijn opdat de
afdichtingkoorden geen gas meer
doorlaten.
■ Rookgasventilator, vulruimte,
asruimte en nageschakelde verwar-
mingsoppervlakken zorgvuldig reini-
gen (zie pagina 44 , 48 , 50 en 47)
■ Allen natuurlijk en droog hout gebrui-
ken (zie bedieningshandleiding,
hoofdstuk "Brandstof"). Vochtig hout
leidt tot een vermindering van de vlam-
temperatuur en ook tot hogere emis-
siewaarden. De aangegeven ideale
kloofhoutafmetingen moeten in acht
worden genomen.
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
(vervolg)
■ CV-ketel voorverwarmen (minstens 2
uur vóór de meting) en de basisgloed
vormen. Daarvoor de vulruimte voor
de helft vullen. Het kloofhout dwars
dicht naast elkaar leggen. Daarbij
stukken met grote verschillen in dia-
meter vermijden. De vlam moet krach-
tig zijn en helder branden en de grond
van de vuurhaard juist aanraken. De
verwarmingsketel op die manier tot
aan het begin van de emissiemeting
laten branden.
■ Gewenste keteltemperatuur op 85 °C
zetten, retourtemperatuur op 65 °C
zetten, ketelcircuitpomp op trap II zet-
ten (keteltemperatuur moet ongeveer
80 °C bedragen maar lager liggen dan
83 °C), schoorsteentrek controleren
(moet tussen 10 en 15 Pa liggen en
niet schommelen).
■ Eer moet tijdens de opwarmfase en de
meting voor voldoende warmteop-
name worden gezorgd. De buffer moet
voor het begin van de meting leeg zijn.
Indien nodig alle radiatorkranen volle-
dig opendraaien.
■ Met de afsluiters primaire lucht en
secundaire lucht resterend zuurstof op
6 tot 8 % regelen.
55